Terug naar de startpagina

Raad van Indië is een centrale bestuursraad naast de Gouverneur-Generaal van 1609-1942

  • aanvankelijk college van advies, aan de Gouverneur-generaal.
  • later, tot 1798, hoogste besturende en wetgevende macht in Indië.
  • de positie in de Franse tijd was vaag en onduidelijk.
  • in 1818 werd de macht ingeperkt, maar bleef wel onafhankelijk adviesorgaan naar de Gouverneur-generaal toe.
  • in 1836 bij Bestuurshervormingen werd de naam Raad van Nederlands-Indië.
  • in 1925 ging de wetgevende macht definitief naar de Volksraad
  • in 1926 bij de Indische Staatsregeling waren ook inheemsen benoembaar.
  • na komst van de Japanners, februari / maart 1942, heeft de Raad niet meer gefunctioneerd.

Zie ook: VOC-Organisatie

Raad van Justitie In 1620 ingesteld als 'Ordinaris luijden van den Gerechte in 't fort ofte Casteel', in 1626 Raad van Justitie genoemd. In 1798 veranderde de naam in 'Hooge Raad'. Dit was de hoogste justitiële instelling in Nederlands-Indië. Met de tijd groeide haar onafhankelijkheid t.o.v. de Gouverneur-generaal. Pas in 1914 was op Java de scheiding tussen de rechterlijke en de administratieve macht voltooid.

Zie ook: Rechtspraak.

Raad voor Aziatische Zaken 1800-1806 of te wel: "Raad van Asiatische bezittingen en etablissementen". Deze raad nam na de opheffing van de VOC als hoogste bestuursorgaan het beheer over de Nederlandse bezittingen in Indië over. Echter: het oude VOC-machtsblok in Batavia bleek te sterk om hervormingen te kunnen doorvoeren; tevens was door de voortdurende oorlogssituatie de tijd hiervoor niet gunstig. Om tot verandering te komen in Indië stuurde Koning Lodewijk Napoleon Daendels in 1807 naar Batavia.

Zie verder: Ministerie van Koloniën

Raden adellijke titel

Raden Adjeng (thans Raden Ajeng) is de vrouwelijke vorm van een Raden Mas. Het is een Middenjavaanse titel voor vrouwelijke kinderen van prinsen. De titel blijft vier generaties lang door bestaan, dan stopt de vererving.

Een Raden Adjeng wordt door haar huwelijk een Raden Ajoe (nu Raden Ayu). Ook als ze met een niet adellijke man trouwt, of iemand die van lagere adel is. 

Zie ook: Raden Mas

Raden Ajoe titel voor een adellijke getrouwde vrouw.

Zie ook: Raden Adjeng en Raden Mas

Raden Ario (Aria) adellijke titel, gevoerd door afstammelingen van een van de op Madoera geregeerd hebbende vorsten

Raden Mas adellijke titel, gevoerd door mannelijke afstammelingen van de verschillende Middenjavaanse vorstenfamilies

Zie ook: Raden Adjeng en Raden Ajoe

Radermacher, Jacobus Cornelis Mattheus (1741-1783)
Radikaal Vanaf 1825 was alleen de koning bevoegd hogere Indische ambtenaren te benoemen, en verleende ze 'radikaal'. In de praktijk bleek het een papieren maatregel en bleef de Indische regering zelf hoge functionarissen benoemen. In 1864 werd dit stelsel verlaten, en het monopolie van de Delftse opleiding opgeheven, zodat tevens in Leiden en Batavia de studie kon worden gevolgd.

Zie ook: Opleiding Indische ambtenaar.

Radio Kootwijk op de Veluwe kwam in 1923 officieel in dienst. De radiotelefonische verbinding met Indië werd in 1929 officieel geopend, na een jaar van testen. Kootwijk was de zender, Bandoeng de ontvanger op West-Java. De Nederlandse ontvanger stond in Noordwijk.

De kosten voor gebruik waren 33 gulden voor drie minuten (een behoorlijk weeksalaris!).

 

In 1980 werd de laatste mast, van 212 meter, naar beneden gehaald, omdat deze door de satellietverbindingen overbodig was geworden.

In 2001 had Kootwijk geen officiële zendfunctie meer, en in 2004 ging het complex van de KPN over naar Staatsbosbeheer, en zal het behouden blijven voor de toekomst.

Radja, koning, heer of vorst, titel die op Sumatra werd gebruikt. Maharadja betekent grootvorst of opperheer.

Raffles, Thomas Stamford (1781-1826)  

Geboren uit een Britse vader en een Nederlandse moeder, kreeg Raffles een puur Britse opvoeding

Als 14-jarige kwam hij in dienst van de East India Company, en werd o.a. hoofd van de administratie in Penang (Malakka)

Hij werd in 1811, na de verovering door de Britten, "luitenant-gouverneur van Java en Onderhorigheden" van 1811-1816, na eerst persoonlijk adviseur te zijn geweest van de Gouverneur-generaal van Brits-Indië: Lord Minto.

  • 'ontdekker' van de Boroboedoer.
  • hij wilde geen monopolie zoals de VOC, maar inkomsten uit belasting en de handel werd vrijgelaten. Slavenhandel werd verboden.
  • het dwangstelsel van verplichte leveringen werd afgeschaft.
  • in plaats daarvan werd vaste geldbelasting ingevoerd: de landrente.
  • hij wilde de herendiensten afschaffen.
  • en trachtte het Britse jury-systeem in te voeren (werd na Nederlandse terugkomst weer afgeschaft).
  • de functie/naam resident keert terug.
  • in 1817 schreef hij "History of Java".
  • in 1817 werd hij tot luitenant-gouverneur van Bengkoeloe benoemd en ontdekte in deze periode de Rafflesia.
  • en stichtte in 1819 Singapore.
  • nadat Nederland in 1824 bij het Traktaat van Londen Bengkoeloe had verworven, keerde Raffles naar Groot-Brittannië terug.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Rafflesia In 1818 ontdekten Raffles en de zijnen op Sumatra een reusachtige vlezige bloem met een doorsnede van bijna een meter. De bloem had geen bladeren of stengels, en ontsproot uit de wortels van een liaan.

In 1821 beschreef de botanicus Robert Brown de plant en noemde de soort naar zijn ontdekkers Raffles en Arnold: 'Rafflesia arnoldii'. De familienaam is 'Rafflesiaceae'. Inmiddels zijn er 15 soorten bekend.

De bloem bloeit slechts een paar dagen en verspreid daarbij een sterke geur van rottend vlees. 

De bloem heeft gegroeid in 's Lands Plantentuin, doch verdween in de Japanse periode.

Rajasa verslaat als vazalvorst de koning van Kediri in 1222,en wordt zelf koning van het rijk Singosari

Ramayana klassiek heldenepos in zuid en zuidoost Azië: de edele Rama, wiens vrouw Sita wordt geroofd door de demonenkoning Ravana, overwint uiteindelijk, ondersteund door een apenleger onder aanvoering van Hanuman, de demonen, en bevrijdt Sita. De figuren uit dit epos genieten in de Hindoe-wereld grote verering. Het verhaal wordt ook uitgebeeld in de bas-reliëfs van de Prambanan. Zie ook Mahabharata.
Rangorde was een zeer gewichtige zaak in Batavia: op de Nieuwjaarsreceptie bij de Gouverneur-generaal, bij de jaarlijkse optocht op 30 mei waarbij de verovering van Jayakarta werd gevierd, in de kerk en bij belangrijke begrafenissen was de volgorde waarin met liep, zich per koets verplaatste of de hand werd geschud van het hoogste belang omdat op deze wijze getoond werd wie hoger cq. lager in rang was.

De rangorde wilde wel eens kleine veranderingen ondergaan, maar zag er ca. 1700 als volgt uit:

RAPWI Recovery of Allied prisoners of War and Internees (opgericht in februari 1945). Organisatie vanuit de SEAC , die de geallieerde krijgsgevangenen en de geïnterneerden na de Japanse capitulatie naar veilige plaatsen moest zien te krijgen. Diverse legers hebben zich hiervoor ingezet: het Japanse en Britse leger, alsmede Indonesische en  Nederlandse legeronderdelen.

Op 8 september 1945 kwam de eerste groep hulpverleners aan in Indië. Zij waren er dus eerder dan de Britse troepen (29 september). De opvang geschiedde in de key-areas waar de Britse troepen zich op concentreerden: Batavia en Soerabaja op Java (later ook Bandoeng en Semarang), alsmede Medan en Padang  op Sumatra (later ook Palembang).

Op haar hoogtepunt had RAPWI meer dan 10.000 personen in dienst. In totaal hebben zij op Java en Sumatra meer dan 223.000 ex-geïnterneerden en vluchtelingen opgevangen en verzorgd.

In april 1946 werd RAPWI opgeheven: haar taken werden overgeheveld naar de AMACAB (de opvolger van de NICA).

Rariteiten Voorwerpen uit verre oorden, zoals porseleinen voorwerpen, opgezette exotische dieren, uitheemse wapens, etc., die tentoon werden gesteld in een rariteitenkabinet: aanvankelijk een kast, later een aparte kamer of een deel van een huis: de voorganger van het museum.

Zie ook: Koloniaal Museum.

Reael, Dr. Laurens (1583-1637) 

 

Gouverneur-generaal, 1616-1619. Hij had problemen met de VOC, omdat hij vond dat de verantwoordelijkheid van gewapend optreden in de Indische archipel tegen de Engelsen niet bij hem berustte maar bij de Heeren XVII in Nederland. En als jurist zijnde wilde hij alleen tegen de Engelsen optreden als het internationale recht dit toestond. Ook sprak hij zich openlijk uit tegen de wijze waarop de VOC de rechten en belangen van de inheemse bevolking met voeten trad. Terug in Nederland was hij o.a. bewindhebber van de VOC, verrichtte diplomatieke missies (o.a. naar Engeland, waar de Engelse koning hem in de adelstand verhief), en was hij lid van de Muiderkring.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Recepissenstelsel in 1846 door Gouverneur-generaal Rochussen ingevoerd: een soort van papiergeld om het verwarde muntwezen te herstellen en de Javasche Bank van een faillissement te redden.

Rechtspraak  

  • 1595-1602: de periode voordat de VOC werd opgericht werd  onderweg op de schepen recht gesproken door de Scheepsraad en de Brede Raad o.l.v. de Admiraliteit (zie hiervoor bij VOC-Scheepsbemanning). Aan boord van de schepen is de fiscaal de aanklager. In geval van kleine nederzettingen moest de hoogste in rang zonodig als rechter optreden

  • 1602-1610: de VOC verwerft het monopolie op een aantal producten en een aantal locaties; het oppergezag (ook juridisch) is in handen van de admiraal. Maar soms is er door wisseling van de wacht geen admiraal, of soms zijn er twee! De fiscaal werd volgens instructies in 1609 een officiële functie; hij moest veel reizen om zijn werk te verrichten. Op locatie in de loges wordt het gezag vertegenwoordigd door het hoofd, de kapitein, president, directeur of gouverneur. 

  • 1610-1620: vestiging van centraal gezag; de eerste Gouverneur-generaal vormt samen met de Raad van Indië het hoogste juridisch gezag. De fiscaal wordt het vierde lid van de Raad van Indië volgens de instructie van 1617. In deze periode moeten 'commissarissen voor de rechtspraak' het werk van de GG en de Raad van Indië verlichten

  • 1620: nu komen instellingen tot stand die eeuwenlang hebben gefunctioneerd:

    • 'de Ordinaris luijden van den Gerechte in 't fort ofte Casteel', in 1626 Raad van Justitie genoemd. In 1798 veranderde de naam in 'Hooge Raad'

    • advocaat-fiscaal als aanklager bij deze Raad, vooral in zaken die VOC-dienaren betroffen

    • Schepenbank als rechtbank voor burgers en 'vrij luyden'; haar gebied betrof Batavia (minus het Kasteel dat was toebedeeld aan de Raad van Justitie) en Ommelanden. In het college zaten VOC-dienaren, burgers en regelmatig ook Chinezen.

    • Baljuw als aanklager bij de Schepenbank en hoofd van de politie

Ondanks de instellingen van 1620 behielden de Gouverneur-generaal en de Raad van Indië het hoogste juridisch gezag.

Er bleef een breed schemergebied tussen de Raad van Justitie en de Schepenbank dat nooit duidelijk is geworden; in geval van gemengde zaken konden beide opereren. Een aantal zaken gingen altijd naar de Advocaat-fiscaal: zaken die de vrijheid, hoogheid, heerlijkheid, rechten, domeinen, financiën van het land raakten, zaken over licenties (belasting voor bedrijven) en tollen, tenslotte zaken die admiraliteit en piratenschap betroffen.

  • 1641: 'Commissarissen van Huwelijkse Zaken' handelden zaken af om de  Schepenbank te ontlasten. In 1656 kwamen de 'Commissarissen van Kleine Gerechtszaken'. In 1673 kwamen beide samen in 'Commissarissen voor Huwelijkse en Kleine Zaken'

  • 1642: alle wetten werden in de Bataviase Statuten door Maetsuyker geordend en samengebracht. Zij golden de gehele VOC-periode, en daarna gedeeltelijk tot 1848

  • 1651: om de werkdruk voor de baljuw te verlichten in het steeds groeiende Batavia werd een landdrost benoemd voor het platteland. Zijn zaken gaan naar de Schepenbank.

  • ca. 1656 bestond het merendeel van de leden van de Raad van Justitie uit gepromoveerden (hoewel sommigen hun titel gekocht hadden)

  • 1666: instellen van de Water-fiscaal; hij diende zich bezig te houden met de bestrijding van particuliere handel, vooral rondom de scheepvaart.

  • Vanaf 1807 kwamen er belangrijke wijzigingen in het systeem, zoals o.a. het vervallen van de Water-fiscaal-functie (ging naar de Advocaat-fiscaal), in de Ommelanden van Batavia verrees een Landgericht en militaire delicten kwamen voor militaire krijgsraden.

  • 1848: Codificatie: het Nederlands Recht met aanpassingen aan de Nederlands-Indische situatie ging gelden; dit betekent het einde van het Oud-Hollands en Romeins recht. In de wetgeving ging men uit van het concordantie-beginsel: een Nederlander neemt zijn eigen recht mee naar bijv. Nederlands-Indië en hij wordt naar die wetgeving berecht.

  • Vanaf 1867 is er een Wetboek van Strafrecht, toepasselijk op Europeanen; in feite is het een vereenvoudigde uitgave van de Code Pénal die op dat moment in Nederland gold
  • Vanaf 1873 is er een Wetboek van Strafrecht, toepasselijk op Inlanders en Vreemde Oosterlingen.
  • Unificatie vindt plaats in 1918 met het Nieuwe Wetboek van Strafrecht in Nederlands-Indië, dat toepasselijk is voor alle bevolkingsgroepen, waarbij het criterium is: "is concordantie verenigbaar met de omstandigheid dat het te scheppen recht geldend is voor verschillende bevolkingsgroepen". Samenvattend: de grondbeginselen van het Nederlandse en Nederlands-Indische strafwetboek zijn in hoofdzaak dezelfde, terwijl er t.o.v. het strafstelsel verschillen zijn vanwege aanpassing aan de Indische situatie. Zij gold waar sprake was van Gouvernementsrechtspraak

Er waren in Nederlands-Indië drie soorten rechtspraak:

  • Gouvernementsrechtspraak, namens de Kroon
  • Inheemse rechtspraak in rechtstreeks bestuurd gebied
  • Zelfbestuurrechtspraak in afgelegen gebieden

Voor de laatste twee is het adatrecht de bron van werken, en werd hierop toezicht gehouden door de resident

Resultaat: ondanks unificatie is de toepassing van de wet niet voor iedereen gelijk.

Een ander verschil met Nederland was, dat er in het strafrecht wel de mogelijkheid was van de doodstraf (in Nederland reeds in 1870 afgeschaft): vooral bedoeld als preventieve werking:

  • om spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen te kunnen temperen
  • om in eenzame streken het bestuurs- en politieapparaat te sterken.

Wèl moest, ook zonder gratieverzoek, uiteindelijk de Gouverneur-generaal toestemming (fiat executie) geven. Het mocht hierbij niet uitmaken wat de persoonlijke ideeën van de Gouverneur-generaal waren; het werd daarom door de juridische wereld niet op prijs gesteld dat Gouverneur-generaal Fock in zijn periode steeds gratie verleende omdat hij persoonlijk tegen de doodstraf was.

De doodstraf werd in de gehele archipel 'slechts' enkele keren per jaar uitgevoerd (in de jaren 1929-1936 14 keer), en moest als volgt plaatsvinden: de veroordeelde moest met een strop om de hals op een schavot aan een galg worden vastgemaakt; onder zijn voeten bevond zich een luik dat naar beneden openklapte. Vanaf 1907 mocht dit niet meer in het openbaar gebeuren.

De Strafgerechten tot 1942 in volgorde van belangrijkheid:

  • Districtsgerechten: voor lichte overtredingen (boetes max. fl. 3,- ); de rechter is het districtshoofd.
  • Regentschapsgerechten: voor iets zwaardere overtredingen (boetes max. fl.10,- en vrijheidsstraffen tot 6 dagen); de rechter is de regent.
  • Landsgerechten, op Java en in de grotere plaatsen in de Buitengewesten; deze instelling spreekt recht over alle bevolkingsgroepen door een alleensprekende rechter. Straffen kunnen zijn boetes tot fl. 500,- en tot 3 maanden hechtenis. Buiten de grotere plaatsen in de Buitengewesten komen de Europeanen voor een residentierechter, en de niet-Europeanen voor een magistraatsgerecht.
  • Raad van Justitie voor Europeanen en de Landraad voor niet-Europeanen. Beide Raden worden voorgezeten door 3 dagelijkse rechters en zij gaan over straffen boven de fl. 500,- en boven de 3 maanden hechtenis.
  • Hooggerechtshof in Batavia, is het hoogste rechtscollege.

 

Hooggerechtshof Batavia

Zie ook: Haatzaai-artikelen, C. van Vollenhoven en Juristen in Indië

Recuperatie-verlof  werd na de Japanse capitulatie vanaf 1945 verleend aan voornamelijk bestuursambtenaren die tijdens de Japanse periode in de kampen hadden gezeten; om weer op krachten te komen gingen zij vooral naar Nederland en Australië.
Redjangers, Sindangers en Serawaiers bewonen het gebied van de bovenloop van de rivier de Moesi, ten noordoosten van Bengkoelen op Sumatra. Ze zijn Islamitisch, hoewel animistische riten nog in gebruik zijn. Lang was het merendeel van de mannelijke bevolking niet besneden. De Redjangers hebben nog een eigen handschrift, dat van Indiase oorsprong is.

Het aantal sprekers van hun talen is als volgt:

  • Redjangers: 1 miljoen (1981)
  • Sindangers: 50.000 (1989)
  • Serawaiers: 150.000 (1989)

Zie ook: Bevolkingsgroepen

Redres In de periode van de VOC was dit een term die gold voor hervorming, herstel, verbetering of zuivering van fouten en gebreken in de organisatie.
Reede tot Drakestein, Jhr. Hendrik Adriaan van (1636-1691of 1699)
  • Deze jonkheer kwam in 1657 als adelborst in dienst van de VOC.
  • In 1669 werd hij commandeur van Malabar (westkust van India). Hier hield hij zich bezig met vestingbouw en het kweken van tropische gewassen.
  • In 1677 werd hij benoemd tot Raad Extraordinair in Batavia
  • In 1678 was hij terug in Nederland
  • In 1684 werd hij door de bewindhebbers van de VOC benoemd tot Commissaris-generaal, met de opdracht een einde te maken aan de corruptie van VOC-dienaren (morshandel). In o.a. Bengalen en op Ceylon trad hij hard op, maar echt effect had het niet.
  • Hij overleed onderweg van Ceylon naar Suratte in 1691 of 1699 (de belangrijkste bronnen spreken elkaar tegen!), vermoedelijk vergiftigd door VOC-dienaren die iets te vrezen hadden.
  • Bekend is hij ook als botanicus: over de flora van India schreef hij het standaardwerk "Hortus Indicus Malabaricus", dat tussen 1678 en 1703 in twaalf delen werd uitgebracht. De Nederlandse vertaling luidde "Malabaarse Kruydhof".

Rees, D.F.W. van directeur Binnenlands Bestuur, 1903-1906

Rees, Otto van (1823-1892)

minister van koloniën 1879, gouverneur-generaal 1884-1888

  • als 14-jarige vertrok hij naar Indië en kwam in 1837 in 's lands dienst als klerk op de Algemene Secretarie

  • 1850: hij krijgt de rang van referendaris

  • 1851: adjunct-gouvernements-secretaris

  • 1851-1853: inspecteur van financiën

  • na ruim een jaar in Nederland te zijn geweest ging hij in Indië over naar de bestuursdienst, en was achtereenvolgens resident van Kedoe, Bagelen en Soerabaja

  • 1864: Raad van Indië

  • 1866: hij doet onderzoek naar het Preangerstelsel (zie Gouverneur-generaal Mijer)

  • 1868-1870: in Nederland vanwege zijn gezondheid

  • 1871:  het Preangerstelsel  wordt afgeschaft, op grond van zijn rapport

  • 1872: terug in Nederland vanwege gezondheidsproblemen; hij neemt zitting in de Tweede Kamer (liberaal)

  • 1873-1878 is hij in Indië vice-president van de Raad van Indië

  • 1878 gaat hij met pensioen naar Nederland, maar neemt opnieuw zitting in de Tweede Kamer

  • 1879: minister van Koloniën voor een korte periode, waarna wederom Tweede Kamerlid

  • 1881-1884: voorzitter van de Tweede Kamer

  • 1884-1888: gouverneur-generaal

    • in de Atjeh-oorlog ging men over op de bepaald niet succesvolle geconcentreerde stellingen

    • tientallen concessies tot exploratie en exploitatie werden verleend

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Ministers van Koloniën.

Regeringsreglement 1854 Dit reglement was één van de belangrijkste van de 19e eeuw:
Reinwardt, Caspar Georg Carl (1773-1854)

 

  • geboren in West-Pruisen, om in 1787 reeds in Amsterdam kruidkunde en scheikunde te gaan studeren. Daarnaast studeerde hij wiskunde, letterkunde, geschiedenis, oude en nieuwe talen.
  • In 1801 verkreeg hij de graad van Doctor in de Natuurlijke Wijsbegeerte en Geneeskunde aan de Hogeschool van Harderwijk en werd benoemd tot hoogleraar
  • In 1808 werd hij door Koning Lodewijk Napoleon benoemd tot directeur van de "Jardin du Roi"; deze omvatte een plantentuin, een menagerie en een natuurhistorisch kabinet
  • In 1814 werd hij door koning Willem I gevraagd om de Commissarissen-generaal bij te staan in zaken van wetenschappelijke aard. De Commissarissen-generaal hadden tot taak het gezag in Indië te herstellen na de Engelse Periode, en het bestuur te organiseren.
  • Reinwardt werd in 1815 officieel benoemd tot "Directeur tot de zaken van landbouw, kunsten en wetenschappen op Java en de naburige eilanden"
  • In 1816 kwam hij in Batavia aan en heeft veel gedaan om het onderwijs en de geneeskundige dienst op Java te organiseren
  • In 1817 stichtte hij 's Lands Plantentuin in Buitenzorg
  • Hij legde veel verzamelingen aan, inclusief uitgebreide documentatie.
  • In 1822 keerde hij terug in Nederland
  • In 1823 aanvaardde hij het hoogleraarschap in chemie, botanie, zoölogie, geologie en mineralogie aan de Leidse universiteit. Tevens werd hij directeur van de Hortus Botanicus in Leiden.
  • In 1826 beperkte hij zijn hoogleraarschap tot de botanie.
  • In 1854 stierf hij te Leiden.

Reis naar Indië

  • Door het Kanaal of in oorlogstijd om Schotland, langs de Zuid-Amerikaanse kust en om Kaap de Goede Hoop aanvankelijk meteen noordoostwaarts; reisduur enkele reis 9 maanden en langer.
  • Vanaf 1610 vond Hendrick Brouwer (later Gouverneur-generaal) een snellere route: niet vanaf Kaap de Goede Hoop meteen richting noordoosten, maar eerst 800 tot 1000 mijl in oostelijke richting, rond de 40ste breedtegraad. Bakens waren de eilanden St. Paul en 'Amsterdam', die op ca. 700 mijl ten oosten van Zuid-Afrika lagen. Daarna met behulp van de passaat in noordelijke richting waardoor men uitkwam in de Straat Soenda, waardoor de reisduur naar 6 maanden of korter ging. Vanaf 1616 stelde de VOC deze route verplicht. Meteen in 1616 was al de eerste die verkeerd 'afsloeg': schipper Dirk Hartogs met zijn 'Eendracht', die daardoor op de westkust van Australië terecht kwam.
  • 1845-1870: de Overlandroute: met koets, diligence, boot (Rhône), koets naar Marseille (later kon op dit traject steeds meer gebruik gemaakt worden van de trein); reisduur liep terug naar 108 dagen.
    • Vanaf Marseille met zeilboot naar Egypte;
    • Over de Egyptische landengte met een karavaan (later treintje) naar de Indische Oceaan
    • Vandaar per schip naar Singapore, waar Nederlandse schepen verder voeren naar Batavia. reisduur: ca. 51 dagen
  • 1870: per stoomboot door het Suezkanaal; reisduur 6 weken; deze reis kon men met 8 dagen bekorten door vanaf Nederland de trein naar Marseille of Napels (later Genua) te nemen en de reis per schip te vervolgen.
  • vliegtuig: 30'er jaren = reisduur 6 dagen
  • 60'er jaren = reisduur 30 uur
  • heden = reisduur 14 uur

Zie ook bij:

 

Reisroute naar Indië vanaf 1870

Twee maatschappijen voeren (aanvankelijk) met stoomschepen naar Indië:

Beide hadden het recht op vervoer van Indische ambtenaren. Tegen 1890 voeren beide maatschappijen om de week naar Indië, zodat men elke week kon vertrekken. Dit hield in dat de maatschappijen elkaar in de Rode Zee steeds tegen kwamen, en om de passagiers te gerieven voeren ze zo dicht mogelijk langs elkaar; dit was niet geheel ongevaarlijk, en ging in de 90 jaar één keer mis: in 1953 raakten de Willem Ruys en de Oranje elkaar fors, maar konden toch op eigen kracht de thuishaven bereiken. Voorbeelden van de ontwikkeling:

ss. Conrad in 1872: rondreis duurde 168 dagen; op het schip konden 138 passagiers (602 mensen op jaarbasis)

ms. Oranje 1939: rondreis duurde 63 dagen; op het schip konden 687 passagiers (7955 op jaarbasis).

  • Route van de NV Stoomvaart Maatschappij "Nederland" : Amsterdam/Southampton/Algiers/Genua(trein)/Port Said/Suez/Colombo/Sabang/Belawan/Singapore/Tandjong Priok/Semarang/Soerabaja; na 12 dagen rust ging de reis weer retour.
  • Route van de NV Rotterdamse Lloyd: Rotterdam/Southampton/Lissabon/Tanger/Gibraltar/Marseille(trein)/ Port Said/Suez/Colombo/Sabang/Belawan/Singapore/Tandjong Priok/Semarang/Soerabaja; na 12 dagen rust ging de reis weer retour.

Men kon de reis met 8 dagen verkorten door van Nederland met de trein te reizen naar Genua / Marseille of v.v.

Zie ook: Reis naar Indië

Renville-Overeenkomst

USS Renville APA-227

De besprekingen op het schip de USS Renville waren van 15-19 december 1947. De Commissie van Goede Diensten presenteerde op 25 december 1947 de politieke principes als basis voor een Nederlands-Indonesische overeenkomst.Dit waren o.a.:

  • Nederlands moest de activiteiten gericht op de deelstaten Java, Sumatra en Madoera staken.
  • in de door het Nederlandse leger bezette gebieden moest het bestuur van de Republiek worden hersteld.
  • de Nederlandse troepen moesten zich terugtrekken naar het gebied van vóór de Eerste Politionele Actie.
  • binnen een jaar moesten er vrije verkiezingen worden gehouden.
  • de Verenigde Naties zouden de ontwikkeling blijven observeren tot aan de vorming van de Verenigde Staten van Indonesië.

Reacties:

  • De Republiek aanvaardde op 30 december '47 de voorstellen.
  • Nederland kwam op 2 januari '48 met tegenvoorstellen waarin werd aangenomen dat de volledige soevereiniteit over de Indonesische archipel bij de Nederlandse regering berustte.
  • De US minister van Buitenlandse Zaken Marshall dreigde toen de Marshallhulp aan Nederland te herzien

Resultaat:

  • Op 11 januari '48 ging Nederland akkoord, behalve over de terugtrekking van de Nederlandse troepen en over het onmiddellijk instellen van het Indonesisch bestuur.
  • De ondertekening vond plaats op 17 januari '48 op de USS Renville.

Deze overeenkomst gaf Soekarno internationaal aanzien. De overeenkomst verloor haar betekenis door de Tweede Politionele Actie.

Nasleep van de Renville-overeenkomst:

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Repatriëring De migratie van ca. 290.000 Nederlandse repatrianten (waaronder ca. 100.000 van Europese en ca. 200.000 van Europees-Aziatische afkomst) van Indonesië naar Nederland in de periode 1945-1969. De Nederlandse regering voerde tot 1955 een ontmoedigingsbeleid door o.a. als eis te stellen dat men z'n Nederlanderschap moest bewijzen. Na 1955 werd t.a.v. de spijtoptanten een soepeler houding gehanteerd. Het woord "repatriëring" kan misverstanden geven: een groot deel van deze groep mensen was nooit eerder in Nederland geweest. 

Ca. 50.000 Indische Nederlanders vertrokken via Nederland of rechtstreeks naar de Verenigde Staten (ca. 50%) en naar Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, Brazilië.

In januari 1946 kwamen de eerste officiële evacués in Nederland aan. Pas in februari 1946 kwam de civiele vloot ter beschikking, en konden de eerste grote groepen naar Europa vertrekken.

Vanwege het gebrek aan scheepsruimte waren een aantal criteria belangrijk om te kunnen vertrekken: medische gronden, gevallen van landsbelang en gevallen van economisch belang. Dat het in de praktijk ook vaak anders ging zal niemand verbazen.

Onderweg werd in de haven van Adabya aangelegd (30 km. ten zuiden van Suez), en met bus of trein naar Ataka, de plek van een enorm Brits legerkamp, waar de Repatriëringsdienst Indië een kledingdepot had, om iedereen te voorzien van winterkleding; Het Nederlandse Rode Kruis had een eigen post waar lectuur, sigaretten en chocolade werd uitgedeeld.

In Nederland aangekomen kreeg men een pakket voor de eerste levensbehoeften, medische hulp van het Rode Kruis, en werd er voor vervoer gezorgd naar het nieuwe adres.

Lange tijd meende men dat het om tijdelijke opvang ging; wie niet bij familie of bekenden terecht kon, werd naar kampen/oorden gebracht, of naar contracthotels en contractpensions. Maximaal zes maanden werd men voorzien van woonruimte, om daarna over te gaan naar een zelfstandige woning. In verband met de heersende woningnood na de oorlog was dit jarenlang een groot probleem.

In Nederland waren in 1946 nog veel artikelen alleen 'op de bon' te verkrijgen; de repatrianten ontvingen zes maanden lang extra bonnen voor voedingsmiddelen, kleding en brandstof. Daarboven een gegarandeerde uitkering voor drie maanden.

De particuliere instelling die, naast het Rode Kruis, een hoofdrol vervulde bij het lenigen van de eerste nood was 'het Comité Nederland helpt Indië'.

Zie ook Terugkeer naar Nederland en Nationaliteitsregelingen.

Resident hoofd van een gewest; hij viel rechtstreeks onder de Gouverneur-generaal.

Vijfvoudig gezag:

  1. justitieel
  2. wetgevende taken
  3. politiek
  4. financiële taken
  5. administratieve taken

In de 2e helft van de 19e eeuw werden de punten 1 en 2 steeds minder belangrijk, terwijl de punten 3 t/m 5 van groter gewicht werden .

Hij gaf leiding aan twee bestuurskorpsen:

Zie ook: "Bestuursstructuur"

Retourschip Naam voor het VOC-schip dat naar de Verre Oost voer en met goederen weer terugzeilde naar Europa.

Ze konden van verschillende type schepen zijn: fluit, fregat, galjoot, pinas, pinkschip of grote spiegelschepen.

Ingedeeld werden ze in vier groepen of charters:

  • eerste charter 1000-1150 ton
  • tweede charter 800-1000 ton
  • derde charter 500-800 ton
  • vierde charter < 500 ton

De schepen werden met de jaren steeds groter gebouwd:

  • ca. 1608: < 150 voet (1 Amsterdamse voet = 0,2831 m.)
  • 1614: 150 voet
  • 1626: 160 voet
  • 1641: 175 voet, waarna men over ging naar rond de 150 voet.

In 1742 ontwierp een Engelsman in VOC-dienst, Charles Bentam, een schip van 150 voet en 1150 ton, dat standaard werd.

In 1748 ontstond een nog iets beter ingedeeld schip, met een bemanning van 250 koppen.

Het laatste grote retourschip was de driedekker 'Prins Frederik' van 1150 ton, die in 1793 werd gebouwd.

Zie ook: VOC-Scheepstypen

Reyniersz, Carel (1604-1653)

  • Hij vertrok in 1627 als opperkoopman naar Coromandel (oostkust van India), waar hij opklom tot gouverneur (1635-1638) en resideerde in Paliacatta.

  • In 1645 ging hij vanuit Nederland naar Indië en nam zitting in de Raad van Indië.

  • Daar werd hij gouverneur-generaal (1650-1653). Hij kreeg als instructie van de Heeren XVII  het volgende mee:

    • dam de particuliere handel in

    • kap bij een te grote specerijproductie de bomen

    Vanwege de strenge handhaving van het monopolie brak er op west-Ceram een bloedige opstand uit.

  • In 1653 wilde de VOC hem kwijt vanwege niet vereiste bekwaamheden, doch hij vroeg, vanwege een slechte gezondheid, zelf al ontslag aan en stierf spoedig in Batavia. Een paar maanden voor z'n dood had de Raad van Indië Joan Maetsuyker reeds gemachtigd stukken te tekenen.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Reynst, Gerard (Gerrit)  (15??-1615) 

In 1599 was hij medeoprichter en bewindhebber van de Brabantse Compagnie, en in 1602 was hij één van de 76 bewindhebbers die de VOC oprichtte. Hij was gouverneur-generaal van 1614-1615, en in zijn instructie stond vermeld dat hij predikanten en schoolmeesters moest aanstellen. Op de Molukken belette hij de Engelsen zich te vestigen op Ceram en deed hij een vergeefse poging het eiland Poeloei Ai (één van de Banda-eilanden) te veroveren.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Reynst, Joan Cornelis (1798-1871); gouverneur-generaal (wnd.) 1844-1845. De invloed op West-Borneo werd uitgebreid.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Rhemrev-rapport 

N.a.v. de slechte arbeidsomstandigheden van de koelies op Sumatra, publiceerde een journalist een anoniem artikel in de Java-bode.

Advocaat Mr.J. van den Brand liet daarna in 1902 een brochure verschijnen met de titel: "De millioenen uit Deli" over hetzelfde onderwerp. Deze deed veel stof opwaaien.

In 1903 kreeg officier van justitie J.T.L. Rhemrev van het gouvernement de opdracht een officieel onderzoek in te stellen.

In 1904 kwam dit rapport gereed en bevestigde in grote lijnen de brochure van Van den Brand.

De Gouverneur-generaal stuurde het rapport naar Den Haag; de minister van koloniën liet bij de bespreking van de begroting in 1904 weten, dat het Rhemrev-rapport niet openbaar zou zijn, en niet beschikbaar voor de Tweede Kamer.

Na politieke druk wilde hij wel de hoofdlijnen bekend maken, maar het rapport bleef geheim.

Zie ook: Koeliecontract en Koelie-ordonnantie

Riebeeck, Abraham van (1653-1713)

  • Geboren in Zuid-Afrika als zoon van de stichter van Zuid-Afrika: Jan van Riebeeck

  • In 1662 vertrekken zijn ouders naar Indië, maar Abraham gaat voor opvoeding en studie naar Nederland.

  • In 1676 promoveert hij in Leiden in de rechten en vertrekt naar Indië.

  • In 1702 is hij eerste raad en directeur-generaal van Indië

  • Hij is gouverneur-generaal (1709-1713). Tin wordt op Banka ontdekt. In 1710 wordt het nieuwe stadhuis in Batavia voltooid. In 1712 gaat de eerste partij Java-koffie naar Nederland. De meeste mensen in zijn functie kwamen Batavia nauwelijks uit: Van Riebeeck echter ondernam grote tochten over Java om zowel de geografische als economische situatie beter te leren kennen.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Riebeeck, Jan Anthonisz. van, (1619-1677), vader van Abraham van Riebeeck .

  • Geboren te Culemborg in 1619
  • Drie jaar lang was hij in opleiding bij een chirurgijn
  • In 1639 nam de Delftse Kamer van de VOC hem als onderchirurgijn in dienst 
  • In april 1639 vertrekt hij naar Indië, maar op de westkust van Afrika wordt er schipbreuk geleden. Na ruim een half jaar, aanvang 1640, worden de schipbreukelingen opgepikt en meegenomen door een ander VOC-schip; in juli 1640 wordt eindelijk Batavia bereikt.
  • Aanvankelijk is Van Riebeeck als medicus actief, maar al snel wisselt hij van baan en wordt 'assistent tot de penne', om klerkenwerk te gaan doen. Wellicht dat Gouverneur-generaal Anthonie van Diemen hierbij een rol heeft gespeeld, want deze was ook een Culemborger, en de families kenden elkaar.
  • In 1642 gaat hij als secretaris mee met een reis naar Atjeh, waar een bezoek wordt gebracht aan de nieuwe sultan / koningin van Atjeh
  • In 1643 volgt de bevordering tot onderkoopman en gaat hij op reis naar Japan (Deshima), Formosa en Tonkin. In Tonkin wordt hij waarnemend opperhoofd. 
  • In 1646, nog steeds in Tonkin, volgt de promotie tot koopman en wordt hij tevens 'secunde' (tweede) persoon in de Brede Raad.
  • In 1647 keert hij via Deshima terug naar Batavia. Aldaar wordt hij beschuldigd van particuliere handel en bestraft tot het betalen van fl.132,- , wat neerkomt op twee maanden en zeven dagen loon; bovendien mag hij nooit meer terugkeren naar Tonkin.
  • In 1648 keert hij terug naar de Republiek en vestigt zich als koopman. Ondanks zijn verweer en verzoek bij de Heeren XVII krijgt hij de fl. 132,- niet terug.
  • In 1649 huwt hij Maria de la Queillerie; vlot na zijn huwelijk maakt hij reizen naar Spitsbergen (traankokerijen) en West-Indië in het Caribisch gebied.
  • In 1650 kwamen de Heeren XVII bijeen en besloten om nader te onderzoeken of  Kaap de Goede Hoop de moeite waard was als blijvend vestigingspunt voor de VOC. Aanleiding was een stuk dat door Matthijs Proot en Leendert Janszen was geschreven in 1649 waarin de voordelen van zo'n vestiging waren opgesomd. Bovendien bleek dat St.-Helena niet langer voldeed als aanloop- en verversingsstation
  • In 1651 vroegen de Bewindhebbers aan Van Riebeeck, die zijn diensten weer had aangeboden, zijn oordeel over het opstel van Proost en Janszen; ook Van Riebeeck was positief en hij bereikte zijn doel: hij kreeg zijn aanstelling als koopman en opperhoofd van de nieuwe vestiging.
  • In december 1651 vertrok hij als opperkoopman en commandeur van de vloot naar de Kaap.
  • Op 7 april 1652 werd voet aan wal gezet aan de Kaap. Met de bouw van het fort "De Goede Hoop" werd meteen begonnen, er werden tuinen aangelegd en men begon de ruil van vee met de inboorlingen. Aanvankelijk kon de vestiging zich zelf nog niet bedruipen en moest uit Indië rijst worden aangevoerd. Van Riebeeck nam proeven met o.a. de druif, waarmee de grondslag voor de wijnbouw werd gelegd. Hij was een groot voorstander van de vestiging van vrije burgers. Omdat deze ontwikkeling erg traag verliep, werden slaven ingevoerd. Van Riebeeck heeft veel energie gestoken in de vestiging van 'zijn' Kaapkolonie. Over het algemeen was hij gematigd in zijn optreden, ook naar de oorspronkelijke bewoners toe; zo is er nooit een doodstraf in zijn periode uitgevoerd; wel werden in zeer ernstige gevallen beschuldigden naar Batavia gevoerd, waar wel de doodstraf werd uitgevoerd.
  • Toch was hij opgelucht, toen hij in 1662 naar Batavia mocht vertrekken, waar hij lid werd van de Raad van Justitie, die moest onderzoeken of gezaghebbers iets te verwijten viel bij het teloor gaan van Formosa.
  • Al snel (1662) ging Van Riebeeck naar Malakka als 'slechts' commandeur en president, terwijl zijn voorganger nog gouverneur en directeur was geweest. Dit had te maken met het feit dat Malakka weinig meer voorstelde en afgebouwd zou worden als vestiging. Ondanks dit gegeven wist Van Riebeeck voor Malakka weer een batig saldo te bereiken. In 1668 zou het trouwens weer de status van gouvernement krijgen.
  • Op eigen verzoek, zijn vrouw was inmiddels in 1664 overleden, mag hij terug naar Batavia, waar hij eind 1665 arriveert.
  • Aldaar wordt hij secretaris van de Raad van Indië, maar hoewel overal bij betrokken, wordt hij er nooit lid van.
  • In functie overlijdt Van Riebeek in 1677 in Batavia.

Zie ook: Zuid-Afrika.

Riemsdijk, Jeremias van (1712-1777)

  • In 1735 ging hij naar Indië als sergeant.

  • In Batavia werd hij onderkoopman bij de VOC.

  • In 1742 was hij al opperkoopman van het kasteel van Batavia

  • In 1753 werd hij raad extra ordinair

  • In 1764 directeur-generaal

  • In totaal huwde hij vijf maal met een Euroaziatische vrouw

  • Als gouverneur-generaal (1775-1777) leefde hij 'royaal' en zijn bewind kenmerkte zich door praalzucht en nepotisme: hij had 200 slaven in dienst, reed in een glazen karos die uit Europa was overgebracht, en zijn 9-jarige zoontje stond op de loonlijst van de VOC.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Rijk, Jules Constantijn (1787-1854); minister van koloniën (wnd.) in 1848.

Zie ook: Ministers van Koloniën.

Rijst hoofdvoedsel in Nederlands-Indië (behalve op de Molukken en Nieuw-Guinea: sago). Java is het rijsteiland bij uitstek: door de vruchtbare bodem en door het uitgebreide irrigatiesysteem. Bij een surplus aan oogst voorziet Java de Buitengewesten. Van de sawa's (nat) komt 90% van de rijst. Van de niet geïrrigeerde 'droge' gronden komt de resterende 10%.

Riviervaart had weinig te betekenen in Nederlands-Indië door de geringe diepte van de meeste rivieren. Alleen op Sumatra en Borneo waren hele grote rivieren bevaarbaar, maar dan alleen bij hoog water en alleen door 'platte' boten, voortbewogen door een scheprad aan de achterzijde: de zgn. 'hekwieler'.

Rochussen, Jan Jacob (1797-1871)

gouverneur-generaal  1845-1851

  • Rochussen werkte in Nederland bij de belastingdienst
  • 1826: secretaris bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam
  • 1828: werkzaam in de diplomatieke dienst
  • 1840-1843: minister van Financiën, en daarna minister van Staat
  • 1845 in Indië, waar hij meteen als Gouverneur-generaal het bewind overnam van J.C. Reynst die als vice-president van de Raad van Indië de overleden GG Merkus had waargenomen. In 1848 had hij te maken met de zaak Hoëvell, in welke hij liet merken niet gesteld te zijn op vrije meningsuiting. In zijn periode kwam er meer aandacht voor de Buitengewesten, en rustte hij expedities uit. T.a.v. het Cultuurstelsel stelde hij zich soepeler op, vooral toen in sommige delen van Java een hongersnood uitbrak. Er kwam verbetering in het muntwezen: het recepissenstelsel.
  • 1851: hij legt zijn functie neer
  • Terug in Nederland is hij Kamerlid (conservatief), commissaris van de Koning in de Nederlandsche Handel Maatschappij.
  • 1858-1861: minister van koloniën. Hij moet als minister aftreden, als blijkt dat hij medewerking heeft gegeven aan het afgeven van suikercontracten aan medewerkers van koning Willem III. In deze jaren loopt de conservatieve periode ten einde, en vangt een liberale aan, hetgeen ook het einde van het Cultuurstelsel inluidt.
  • 1871: hij overlijdt te Den Haag. 

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Ministers van Koloniën.

Rodenburg, Emanuel Eén van de twee bemanningsleden van de eerste expeditie die in 1597 op Bali bleef. Zie verder: Eerste Expeditie.

Roem, Mohammed (1908 – 1983). 

 

In 1945 sloot hij zich aan bij de islamitische politieke partij Masjoemi. Na de uitroeping van de republiek in augustus 1945 werd hij lid van het Komité Nasional Indonesia en vice-voorzitter van het voorlopige parlement. In het eerste, tweede en derde kabinet-Sjahrir trad hij op als minister van Binnenlandse Zaken. Als lid van de republikeinse delegatie ondertekende hij de Overeenkomst van Linggadjati. Zijn naam werd verbonden aan de Van Roijen-Roem Overeenkomst van 7 mei 1949, die o.m. de basis vormde voor de rondetafelconferentie van aug. tot nov. 1949, waar Roem aan deelnam. Na de soevereiniteitsoverdracht werd hij op 11 jan. 1950 benoemd tot Hoge Commissaris van Indonesië te 's-Gravenhage. Na de invoering van de geleide democratie in Indonesië (1959) en na het verbod van de Masjumi (1960), waarvan Roem voorzitter was, bleek zijn politieke rol uitgespeeld.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Romme, Carl Paul Maria (1896 – 1980) Na de Tweede Wereldoorlog voorzitter van de KVP (Katholieke Volkspartij) in de Tweede Kamer in de periode van het Nederlands-Indonesisch conflict. Aangezien de KPV de grootste regeringspartij was, had Romme een grote invloed op het beleid.

Romusha's arbeidssoldaten die vanaf oktober 1943 tijdens de Japanse bezetting in geheel zuidoost Azië te werk werden gesteld. Soekarno maakte propaganda voor dit systeem en trachtte zoveel mogelijk arbeiders te werven: "Als ik duizenden moet opofferen om miljoenen te redden, dan zal ik dat doen." We kunnen deze Romusha's beschouwen als dwangarbeiders: ca. vier miljoen Javanen werden buiten Java te werk gesteld en buiten de Indische archipel ca. 300.000. Van de laatste groep was het sterftepercentage 74,3 %(!).

Rondetafelconferentie 23 aug.- 2 nov. '49 te Den Haag; Regeling tussen Nederland en VST (= Verenigde Staten van Indonesie), Beel is vervangen als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon door dr. Lovink. De United Nations Commission for Indonesia (voormalige Commissie van Goede Diensten) neemt aan de besprekingen deel.

  • de Unie wordt in feite een samenwerkingsverband tussen twee autonome staten
  • t.a.v. de Nederlands-Indische staatsschuld: Indonesië zou alle binnenlandse financiële verplichtingen nakomen, en Nederland zou 2 miljard gulden aan Indonesië kwijtschelden.
  • Nieuw-Guinea blijft voorlopig onder Nederlands bestuur: in een later stadium zal er verder over gesproken worden.

De soevereiniteitsoverdracht vindt 27 december 1949 plaats in het Paleis op de Dam in Amsterdam, terwijl tegelijkertijd in Batavia in het Paleis Koningsplein de overdracht plaats vindt.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Roorda van Eysinga, Sicco Ernest Willem (1825 Batavia - 1887 Montreux)

Sicco Roorda is vooral bekend geworden vanwege zijn geschriften, die sterk waren beïnvloed door het opkomend socialisme en de vrijdenkersbeweging.

  • 1825 te Batavia geboren, als zoon van dominee Sytze Roorda van Eysinga.

  • 1829 naar Nederland; op St. Helena sterft onderweg zijn vader.

  • 1840-1844 doorloopt hij de Koninklijke Militaire Academie te Breda

  • 1844 als officier van de genie bij het KNIL keert hij terug naar Nederlands-Indië, waar hij werkzaam is in Padang en op Java.

  • 1855 neemt hij ontslag, en wordt vervolgens beheerder van een tabaksplantage, journalist van het Bataviaasch Handelsblad, is in dienst van Waterstaat en de spoorwegen.

  • 1860 is hij als ingenieur betrokken bij de aanleg van een kanaal, en is aldaar getuige van de ellende van de plaatselijke bevolking. Deze ervaring brengt hem tot het maken van zijn beroemde "Vloekzang, de laatste dag der Hollanders op Java door Sentot". Multatuli nam het gedicht op in de vierde druk van zijn 'Max Havelaar' in 1875

  • 1864 heeft hij een duel met de latere Minister van Koloniën Van Dedem. Het is reden voor de Gouverneur-generaal Baron Sloet van de Beele om Roorda uit te wijzen; ondanks pogingen volgt er geen eerherstel en verliest hij zijn recht op pensioen. Hij woont in Delft en in Brussel.

  • In Nederland schrijft hij vele artikelen, o.a. voor de Dageraad. (zie ook: Junghuhn)

  • 1872 vertrekt hij naar het Meer van Genève, waar hij zich verdiept in de natuurwetenschappen, maar tevens actief blijft als schrijver.

  • 1887 verschijnen zijn onthullingen over koning Willem III onder de titel "Uit het leven van koning Gorilla".

  • 1887 overlijdt hij te Montreux.

Zie ook: de tekst van de Vloekzang.

Rooseboom, Willem (1843-1920)

gouverneur-generaal 1899-1904

  • 1857: cadet

  • 1874: als kapitein geplaatst bij de generale staf, met een gelijktijdige benoeming tot docent aan de Hoogere Krijgsschool

  • 1884-1891: lid van de Tweede Kamer

  • 1891: weer in actieve dienst als directeur van de Hoogere Krijgsschool

  • 1894: als kolonel bij de generale staf

  • 1897: generaal-majoor, en commandant van de stelling Amsterdam. In deze periode zit hij in commissies, die een onderzoek moesten instellen naar de staatsrechterlijke verhouding van het Indische en het Nederlandse leger en naar de mogelijkheid van samensmelting van de beide officierskorpsen

  • 1899-1904: gouverneur-generaal

  • na terugkeer in Nederland trok hij zich terug uit het openbare leven

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Rosella-cultuur Voor de verpakking van o.a. kopra en suiker werden jutezakken gebruikt, die echter ingevoerd moesten worden. Rosella kon de jute vervangen omdat de vezel geschikt was voor zachte touwsoorten.

Rotan De rotanpalm groeit in de bossen van Sumatra, Borneo en Celebes; de stengels worden gebruikt als vlechtmateriaal voor meubels, manden, etc. De bastrepen vormen materiaal voor de zittingen. Vóór de Tweede Wereldoorlog verzorgde Nederlands-Indië meer dan 90% van de wereldproductie.

Zie ook bij:  Wereldproductiecijfers.

Rotanstraf Een lijfstraf voor de bevolking als deze niet uitkwam voor de cultuurdiensten of anderszins in de opinie van de Nederlandse bestuursambtenaar tegenover het gouvernement tekortschoot. De bestuursambtenaar kon deze straf van geseling met de rotan tot een maximum van twintig slagen per overtreding opleggen, zonder dat er een rechter aan te pas kwam. Alleen al in de residentie Soerabaja werden in de jaren 1861 en 1862 door het Europese bestuur niet minder dan 76.000 zweepslagen uitgedeeld! Resident Otto van Rees gaf opdracht de straf niet meer uit te delen. In 1866 werd deze lijfstraf in geheel Nederlands-Indië afgeschaft, behalve voor de tucht in de gevangenissen en het leger.

Rotterdamse Lloyd, NV opgericht in 1875 als "Stoomboot Reederij Rotterdamse Lloyd", waarvan de schepen deels onder Nederlandse, deels onder Engelse vlag voeren. Toen op Indië werd gevaren werd bedongen dat alle schepen onder Nederlandse vlag gingen varen. Vervolgens werd de naam gewijzigd in "Stoomvaart Mij Rotterdam", in 1883 in NV Rotterdamse Lloyd en in 1947 Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. In 1970 viel het doek.

Schepen in dienst (waarbij de Sindoro de eerste echte mailboot was); zusterschepen staan achter elkaar vermeld:

  • Drenthe 1876 - 1891 (wordt vrachtschip)
  • Bromo 1888 - 1901
  • Gedé 1892- 1910
  • Sindoro 1900 - 1922 / Goentoer 1902 – 1925
  • Ophir 1904 - 1918 / Wilis 1905-1924/ Rindjani 1906-1926/Kawi 1907-1927
  • Tabanan 1908-1930 / Tambora 1910-1931
  • Koningin Emma 1913-1915 / Prins der Nederlanden 1914-1935
  • Insulinde 1914-1933
  • Patri 1919-1935
  • Tjerimai 1922-1933
  • Slamat 1924-1941
  • Indrapoera 1926-1956
  • Sibajak 1928-1959
  • Dempo 1931-1944 / Baloeran 1930-1964
  • Willem Ruys 1947-1964

Dempo

Dempo

Zie ook bij:

Roijen, Jan Herman van (1905-1991). 

 

Kwam in begin 30-er jaren, na een rechtenstudie, in diplomatieke dienst.

  • Begin 1945 woonde hij, als lid van de Nederlandse delegatie de conferentie te San Francisco bij, waar de Verenigde Naties werden opgericht.
  • juni 1945 werd hij minister zonder portefeuille in het kabinet Schermerhorn-Drees. Door wisseling van functie werd hij per maart 1946 Minister van Buitenlandse Zaken, en kreeg voor het eerste te maken met de Indonesische kwestie.
  • In april 1946 woonde hij als lid van de Nederlandse delegatie de conferentie op de Hoge Veluwe bij.
  • Toen er in juli 1946 een einde kwam aan het eerste naoorlogse kabinet keerde hij terug in buitenlandse dienst.
  • In april 1947 werd Van Royen ambassadeur in Canada en tegelijkertijd moest hij Nederland regelmatig vertegenwoordigen in de Verenigde Naties
  • Nog als ambassadeur reisde hij in april 1949 naar Djakarta om er besprekingen aan te gaan met Mohammed Roem.
  • Dit leidde op 7 mei 1949 tot de Van Royen-Roem-overeenkomst, die de weg vrijmaakte naar de Rondetafelconferentie.
  • In 1950 werd hij ambassadeur in Washington
  • In maart 1962 werd hij belast met de taak besprekingen te voeren met een Indonesische delegatie over de kwestie Nieuw-Guinea, die plaats vonden bij Washington, en onder auspiciën stonden van de Verenigde Naties. Evenals in 1949 moest hij knopen doorhakken, en kwam er per 15 augustus een akkoord tot stand over deze kwestie.
  • In 1964 werd hij ambassadeur te Londen, waar hij bleef tot z'n pensioen in 1970.
  • In 1973 werd er nog een keer een beroep op hem gedaan om besprekingen te voeren in Saoedi-Arabië i.v.m. de olieboycot van de Arabische landen.

Royen, van-Roem-overeenkomst , 7 mei 1949 door J.H. van Royen en Mohammed Roem

De residentie Djokjakarta werd eind juni door de Nederlandse troepen ontruimd en de Republikeinse regering in vrijheid gesteld; men kwam overeen de vijandelijkheden te staken en een rondetafelconferentie te houden. Overlegoverzicht:

  • 14 april '49 startten in Batavia de onderhandelingen tussen een Nederlandse delegatie en een Republikeinse delegatie o.l.v. Mohammed Roem
  • 25 april '49 volgde een informeel overleg in Batavia tussen Hatta en Van Royen
  • 5 mei was er overeenstemming over de inhoud van twee verklaringen:

-een Republikeinse: Soekarno en Hatta staan persoonlijk garant voor: een staakt-het-vuren, voor samenwerking bij het herstel van rust en orde, en deelname van de Republiek aan een rondetafelconferentie.

-Nederland zou de terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta niet in de weg staan, alle politieke gevangenen vrijlaten, afzien van vorming van nieuwe deelstaten, Republiek opnemen als deelstaat in de Verenigde Staten van Indonesië met de helft van de stemmen in een voorlopige vertegenwoordigende vergadering.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Rubber vooral te vinden op Java en Sumatra. Vanaf 1910 wordt de vraag steeds groter door de opkomst van de 'automobiel'. In Brazilië groeide de 'Hevea brasiliensis'. In 1876 bracht Wickham zaden daar vandaan naar Londen. Van de 7000 daaruit geteelde boompjes werden er 2(!) te Buitenzorg geplant. In 1903 komt de eerste Hevea-onderneming op Malakka. In 1909 ontstaat de eerste rubberonderneming in Nederlands-Indië. De bast van de Heveaboom werd aangesneden met een tapmes waarna het melksap of latex werd opgevangen. De rubberexport van Nederlands-Indië bracht het tot 1/3 van de werelduitvoer. In de Tweede Wereldoorlog en daarna ontwikkelde de synthetische rubber zich en verdrong voor een groot deel het natuurlijke product.

 

Zie ook bij:  Wereldproductiecijfers.

Ruebsamen, Helga, (geb. 1934) lit. "Het lied en de waarheid"

Rumphius, Georg Everhard (1628-1702). 

 

Grondlegger van de wetenschappelijk kennis op het gebied van flora en fauna in Indië. Hij was in dienst van de VOC als koopman en opperhoofd van Hitoe (Ambon). Toen hij in 1670 blind werd handhaafde de VOC hem (dankzij Maetsuyker) wegens zijn verdiensten als lid van verschillende bestuurscolleges op Ambon zodat hij zijn wetenschappelijk werk kon voltooien. Bekende werken: "Amboinsche Kruidboek", "D'Amboinsche Rariteitenkamer" (over schelpen en schaaldieren). Zijn werk werd voortgezet in 's Lands Plantentuin in Buitenzorg.

Terug naar de startpagina