Terug naar de startpagina |
Maarseveen,
Johannes Henricus van, (1894-1951), KVP, ad interim minister van Overzeese
Gebiedsdelen van februari tot juni 1949, en daarna als minister van dit
ministerie tot maart 1951. Hij was de opvolger van Sassen.
Bij de Soevereiniteitsoverdracht van 24 december 1949 veranderde de
functie van naam: minister van Uniezaken en Overzeese
Rijksdelen.
Zie ook: Ministers van Koloniën. |
Maas Geesteranus, A.H. directeur Binnenlands Bestuur, 1925-1929 |
Mackay, Æneas baron (1838-1909); minister van koloniën 1890-1891 (ARP)
Zie ook: Ministers van Koloniën. |
Madioen-opstand 18 september 1948 Lokale communisten van de PKI nemen de macht in Madioen over. Oorzaak: onderlinge Republikeinse strijd tussen radicalen en gematigden, alsmede problemen bij de grondhervorming. Moeso en andere PKI-leiders reppen zich naar Madioen om zich bij de opstand aan te sluiten. Soekarno liet de Siliwangi-divisie naar Madioen oprukken. De strijd wordt verder gevoerd in de omgeving van de stad, waar Moeso op 31 oktober 1948 omkomt. Rond 1 december 1948 is de communistische opstand neergeslagen. Dit gebeuren maakt een zeer goede indruk op de Verenigde Staten i.v.m. het opkomen van communistische krachten op vele plaatsen in de wereld in de aanloop naar de Koude Oorlog. |
Madoera eiland aan oostkust Java
|
Madoerezen
Naam van de inheemse bewoners van het eiland Madoera;
ze zijn ook neergestreken op de kleinere omliggende eilanden en op west-Java,
ten zuiden van de Straat Madoera.
Ze zijn, zoals dat reeds in de koloniale tijd werd vermeld, minder 'verfijnd' dan de Javanen, zowel uiterlijk als in de omgang: veel directer t.o.v. van anderen. Bij de vermakelijkheden horen vooral spelen waarbij competitie van belang is: stierenwedrennen, wedstrijden met duiven, hanengevechten en stierengevechten. Al in de tijd van de VOC werden Madoerezen graag aangenomen als soldaat vanwege hun reputatie van dapperheid en vechtlust. De taal, het Madoerees, staat dichtbij het Javaans en wordt door ca. 10 miljoen mensen gesproken. Als voedsel is rijst, naast djagoeng (maïs) van belang, evenals zeevis. Niet de buffels maar de runderen zijn belangrijk voor de Madoerezen en worden de beste van de archipel genoemd. Hun godsdienst is de Islam, die ze op meer orthodoxe wijze betrachten dan op Java het geval is. Zie ook: Bevolkingsgroepen en Zoutregie. |
Maetsuyker, Joan (1606-1678);
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Mahabharata, na Ramayana het tweede grote Indiase epos, dat de machtsstrijd schildert tussen twee takken van de Bharata-dynastie, de Pandava en de Kaurava. De overwinnaar is de edele Pandava. |
Mailboot of passagiersschepen naar de Oost, i.t.t. cargoboten of vrachtschepen. Vanaf 1889 werd in de scheepsbouw dit onderscheid gemaakt. Zie ook Stoomvaart Maatschappij Nederland en de Rotterdamsche Lloyd. |
Maïs, vooral verbouwd op Midden- en Oost-Java, en op Madoera en Celebes. Het grootste deel van de opbrengst is voor eigen gebruik |
Majapahit stad gesticht door Raden Wijaya (=schoonzoon Kertanegara) na 1292. Onder de naam koning Kertajarasa verslaat hij Jayakatwang en de binnenvallende Chinezen. Majapahit wordt het grootste en machtigste hindoe-Javaanse Rijk. Hoogtepunt van bloei onder koning Hayam Woeroek (1350-1389) en zijn rijksbestuurder Gajah Mada: ze bestreken de gehele Indische archipel. In de periode 1389-1527 volgt langzame neergang van macht en invloed door de opkomst van de islam. In 1527 verdrijft het Midden-Javaanse sultanaat Demak de laatste Majapahit-vorst |
Makassar (nu Ujung Pandang, ZW Celebes). In 1667 veroverde Nederland het oude fort (van 1545) en herbouwde het in Fort Rotterdam. Dipo Negoro werd hier 27 jaar gevangen gehouden. Makassar was één van de VOC-locaties. De belangrijkste vestigingen waren:
|
Malabar
Streek aan de westkust van India, zuidelijk deel (zie kaart), waar een belangrijke VOC-locatie
was.
Toen de VOC in 1658 de Portugezen van Ceylon en van de zuidoostkust van India had verdreven, volgden in de periode 1658-1663 vijf expedities om ook de Portugezen uit Malabar te verwijderen. Toen dit was gelukt zei Rijckloff van Goens dat de VOC de hand van de bruid had verworven, doelend op de lucratieve peperhandel. Doch het pepermonopolie werkte op den duur niet en de kosten voor fortificaties en veldtochten waren zeer hoog. Na 150 jaar Portugese invloed bleef de lingua franca het Portugees, en had het protestantisme geen schijn van kans De belangrijkste vestigingen:
Commandeurs van Malabar:
Zie ook: andere VOC-locaties. |
Malaka, Tan (1897-1949).
Legendarische marxistische voorman die in januari 1946 opriep tot het vormen van een volksfront: de Persatoean Perdjoeangan. Op 17 maart 1946 werd hij gearresteerd en gevangengenomen: Soekarno kon geen radicalen gebruiken, nu er onderhandelingen met Nederland aan zaten te komen. In 1949 werd hij door een TNI-officier geëxecuteerd. |
Malakka Het
door zijn ligging zeer strategische Malakka (zeeverbinding tussen India,
China en oost-Indonesië) ging een aantal keren over in andere handen:
Malakka was een belangrijke VOC-locatie, met als belangrijkste vestigingen:
Stadthuys Malakka uit 1650, dat diende als residentie van de Gouverneur Gouverneurs van Malakka:
Zie ook: Grensbepaling van Nederlands-Indië. |
Malaria
In 1733 brak in Batavia deze
ziekte uit die zeer veel slachtoffers heeft geëist, tientallen jaren de
stad reëel bedreigde in zijn bestaan en daardoor tevens het systeem van
de VOC in de Oost deels ontwrichtte en in
gevaar bracht. Voor een niet te onderschatten deel is de terugval
van de VOC in de 18e eeuw hieraan te wijten.
Tot ca. 1730 was aan boord van de schepen scheurbuik de eerste doodsoorzaak. Daarna zorgde vlektyfus, veroorzaakt door slechte hygiëne, voor vele slachtoffers; tussen 1770 en 1774 stierf 20% binnen drie maand na vertrek uit Europa. Malaria kun je echter niet op zee oplopen. Oorzaak van de malaria was de aanwezigheid van de malariamug, die door een aantal oorzaken een kans kreeg en in feite Batavia ontwrichtte:
Hoe kom je aan malaria: de vrouwelijke malariamug heeft bloed nodig voor de rijping van de eitjes. Door een mens te steken die al malaria heeft, krijgt de mug zelf de malariaparasiet in haar lijf. Bij het steken van een nieuw persoon komt speeksel vrij om bloedstolling tegen te gaan, waardoor de parasiet in het mensenlichaam komt. |
Zie ook bij Taal. |
Malino-conferentie 16 juli 1946 (Celebes). Van Mook wilde komen tot de vorming van "De Grote Oost" die samen met Borneo, Sumatra en Java tot een federatieve staat zou worden gesmeed. Allen waren het eens over: "Zelfstandigheid binnen rijksverband", waarbij Indonesië binnen vijf tot tien jaar tot die zelfstandigheid zou komen. De Nederlandse regering meldde als reactie dat de Nederlandse politiek niet gericht kon zijn op onafhankelijkheid van Indonesië . Ook waren de reacties op Borneo en "De Grote Oost" niet overtuigend: de oude elite was bang voor de periode na die echte onafhankelijkheid, en anderen vonden dat die periode juist niet gauw genoeg kon aanbreken. Er heerste een 'sfeer van beheerste onrust'. Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963. |
Manado Plaats op noord-Celebes, waar in 1655 het Fort Amsterdam werd gebouwd. |
Manadonezen
/ Minahasers Bewoners van het uiterst noordoostelijke deel van het
noordelijk schiereiland van Celebes, bij de
stad Manado. Het gebied is vulkanisch
en vruchtbaar.
In 1679 werd al het eerste verbond met de VOC gesloten. Dit volk had de gewoonte om hun doden bij te zetten in een grote stenen urn (timboekar, tiwoekar of waroega) met een deksel, waarin het lijk in zittende houding werd geplaatst. Later is de bevolking voor het overgrote deel naar het Christendom overgegaan. In het begin van de 20e eeuw konden velen al lezen en schrijven, waardoor velen als ambtenaar, militair of in de scheepvaart elders in de archipel werkzaam waren. Door hun tamelijk hoge niveau en omdat zij Christenen waren, was het contact met de Europeanen goed en intensief, zodat Manado en omgeving wel de 12e provincie van Nederland werd genoemd. Zie ook: Bevolkingsgroepen. |
Mandi "zich baden": typisch Indisch/Indonesisch stortbad: vanuit een betegelde waterkuip wordt met een bakje koel water geschept en door de bader over zich heen gegoten. Veelal wordt er twee keer per dag 'gemandied". |
Mangoenara Vorstenland dat zich in 1757 afsplitste van Soerakarta. Na de Revolutie had het geen speciale status meer. Zie ook Mataram. |
Mantri inheems ambtenaar van lager rang, opzichter |
Mantri oeloe-oeloe inheems ambtenaar bij de waterstaat |
Mardijkers
zijn van oorsprong allereerst inlandse soldaten geweest, die in de
oorlogen met Spanjaarden en Portugezen in de Molukken krijgsgevangen waren
gemaakt, en bereid waren om na vrijlating hun diensten aan te bieden aan
de VOC. Voor het grootste deel waren
het echter vrijgelaten, niet-Indische slaven, die
voornamelijk uit India (en Afrika) afkomstig waren. Ook kwamen deze mensen
van door de VOC veroverde plaatsen en schepen. Bijna allen waren ze Christenen,
kleedden zich Portugees en gebruikten een
creools-Portugees als voertaal. Het aantal Indische
ex-slaven (van Celebes en vooral Bali,
maar niet van Java) groeide, waardoor
Indische elementen en het Maleis steeds meer invloed
kregen. In de loop van de 18e eeuw gingen de Mardijkers op in de Maleise
samenleving, in de kampong.
In 1777 waren er nog zes Mardijker compagnieën (1200 man) in dienst van de VOC, die o.a. werden ingezet bij de nachtelijke bewaking van het stadhuis. In 1803 was er nog slechts één compagnie met 115 man. De laatste compagnie verdween in 1808. De naamgeving van de Mardijkers is heel herkenbaar:
Samen met de Mestiezen vormden ze de christen-inlandse burgerij, die voor de VOC een stabiliserende factor was in de Bataviase samenleving. Zie ook bij: Krontjongmuziek. |
Marhaens 'de groep van arme mensen'. Soekarno sprak van 'marhaenisme' waarmee hij de grote groep van kleine boertjes bedoelde, waarop hij mede steunde om de nationale eenheid en waarden als ideologie te handhaven. Als jonge student was Soekarno op het platteland in gesprek gekomen met een tani (boer), in de buurt van Bandoeng. Deze man noemde zich 'Marhaen' ( lett. keuterboertje): hij was arm, had geen werknemers, maar was wel z'n eigen baas. |
Marine
in de 20e eeuw Ca. 1900 waande men zich in Indië veilig achter de
rug van de Britse Royal Navy in Azië. Tevens en daardoor was de vloot
slechts het verlengstuk van het KNIL.
In dezelfde periode waren er twee belangrijke ontwikkelingen:
In 1912 boog een Staatscommissie zich over de nieuwe ontwikkelingen en kwam tot de conclusie, dat er een artillerievloot nodig was met zware slagschepen, om zo minder/ niet afhankelijk te zijn van buitenlandse hulp. Daartoe zouden er 9 slagschepen (waarvan 5 permanent in de Indische wateren), 6 kruisers, 8 torpedobootjagers en een aantal kleinere schepen nodig zijn. Doch het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 gooide roet in het eten. Na de Eerste Wereldoorlog kwam er de Commissie-Gooszen, die uitging van een vloot die acties moest kunnen vertragen tot bondgenoten te hulp zouden schieten. Hun plan was de bouw van een 'minimumvloot', bestaande uit 4 kruisers, 24 torpedobootjagers, 32 onderzeeërs en 108 vliegtuigen, te bouwen in een periode van 12 jaar. Bij de Conferentie van Washington 1921-1922 was Nederland wel aanwezig, maar had er geen stemrecht. Wel beloofden de vier belangrijkste partijen, t.w. de U.S.A., Groot-Brittannië, Japan en Frankrijk de integriteit van Nederlands-Indië te zullen respecteren. De Vlootwet van 1922-1924 hield een 'halve minimumvloot' in, te bouwen in zes jaar; daarna zou verder worden gekeken wat de mogelijkheden waren. Doch de wet werd afgestemd, waardoor een impasse ontstond. In 1927 werden de Defensiegrondslagen bepaald; deze hielden ondermeer in: 2 kruisers, 8 jagers en 12 onderzeeërs, waarbij de rol van de vloot belangrijker werd dan die van het leger. In 1930 kwam het plan om te komen tot een vlootreserve van 1 kruiser, 4 jagers en 6 onderzeeërs, omdat regelmatig schepen in de dokken lagen voor onderhoud. Maar nu sloeg de grote economische crisis toe. In 1938 werd de dreiging zo groot dat een plan voor de bouw van 3 grote slagschepen reeds bij de Tweede Kamer lag, maar toen werd het 10 mei 1940....... In 1941, aan de vooravond van de Japanse aanval bestond de Nederlands-Indische Marine uit:
Hr.Ms. Java
Hr.Ms. De Ruyter De algehele leiding in de wateren van Nederlands-Indië tijdens de Japanse opmars was in handen van vice-admiraal Helfrich, terwijl schout-bij-nacht Doorman de leiding had over het geallieerde eskader van kruisers en torpedobootjagers (destroyers). |
Masjoemi november 1945 opgericht als partij voor de nationalistische islamieten. Werd in 1960 op bevel van Soekarno ontbonden. |
Mata
gelap (duister oog) in de betekenis van 'verblind van drift', dol of bezeten.
De Nederlandse term was 'tropenkolder'.
Zie ook: Amok |
Vorsten, sultans van Mataram vanaf 1582:
Zie verder bij Soerakarta, Djokjakarta en Grensbepaling van Nederlands-Indië. |
Matelief
de Jonge, Cornelis (1569-1632)
Eén van de oprichters van de VOC; vele van de door hem gelanceerde ideeën vormden een blauwdruk voor de verdere ontwikkeling van de Compagnie, zoals:
Als admiraal van de vloot (1605-1608) deed hij een vergeefse poging om Malakka te veroveren (1605), en bouwde hij op Ternate het fort Oranje (1607). Van 1608-1609 was hij hoofd van Banten. |
Mauritius Eén van de vier schepen die deelnam aan de Eerste Expeditie |
Mauritius,
het eiland, ten oosten van Madagascar.
Mauritius is tevens bekend vanwege de Dodo. |
Meester
Cornelis heette in feite Cornelis Senen, op Lontar (Banda)
geboren als zoon van één van de orang-kaya (rijke mannen) van het
eiland. Na de acties van J.P. Coen kwam hij in 1621 in
Batavia. In 1635
leidde hij een schooltje aldaar; verder deed hij twee keer per dag het
gebed onder inlandse Christenen en las 's zondags een preek voor in het
Maleis. In de Bandanese wijk was hij wijkmeester. Vanaf 1642 mocht hij als
tijdelijk proponent preken in het Portugees en Maleis. In 1657 werd hij
afgewezen tijdens een examen, en werd nooit als predikant benoemd.
In 1656 werd hij bezitter van een stuk grond van ca. vijf km² aan de rivier de Tjiliwoeng, ca. 12 km ten zuidoosten van het Kasteel Batavia, bestemd voor de houtkap. In 1661 stierf Meester Cornelis. Maar zijn naam bleef verbonden aan dit grondgebied. Vanaf 1706 werd op zijn oude gebied een buffelmarkt gehouden, waaruit een donderdagpasar ontstond. In 1734 werd het fortje aldaar ommuurd. De commandant van het fortje startte een soort uitspanning, inclusief speelhuis. In 1746 kwam er een kampement voor militairen om bij te komen van het slechte klimaat in Batavia-stad (malaria), want het gebied lag hoger en droger. In 1805 kwam er een artillerieschool en in 1810 werd dit gebied door Daendels aangewezen als centrum van de verdediging tegen een eventuele aanval van de Engelsen. In 1811 kwam inderdaad de bestorming door de Engelsen. In 1820 werd het oude fortje een gevangenis. Pas in 1935 viel het gebied officieel onder Batavia en werd het er een deel van. Heden heet dit stadsdeel Jatinegera. |
Megawati Soekarnoputri (geb. 1947) Indonesisch politica, dochter van de eerste Indonesische president Soekarno. Zij besloot in 1987 de politiek in te gaan en bemachtigde namens de Partai Demokrai Indonesia (PDI) een parlementszetel. In 1993 werd zij tot voorzitter verkozen van de PDI, een van de twee toegestane ‘oppositiepartijen’' van Indonesië. In 1996 werd zij door de heersende autoriteiten afgezet als leider van de PDI en vervangen door Suryadi, leider van de pro-Soeharto factie binnen de PDI. Dit leidde op 27 juli 1996 tot de ernstigste rellen in Jakarta sinds twintig jaar. Zelf koos zij voor de politieke luwte en moedigde de opstandelingen niet aan. Ook tijdens de studentenopstanden in het voorjaar van 1998 was zij niet actief. Nadat Soeharto in mei 1998 gedwongen was af te treden en vice-president Habibie de macht overnam, werd Megawati in oktober 1998 met unanieme stemmen herkozen als voorzitter van de PDI. Megawati werd na de presidentsverkiezingen van 1999 vice-president, onder president Wahid. Na afzettingsprocedures volgde zij in 2001 hem op. Hoewel zij aanvankelijk veel steun kreeg van het arme deel van de bevolking, kalfde deze steun sterk af. Toen dan ook in 2004 voor het eerst in de geschiedenis van Indonesië rechtstreeks een president kon worden gekozen verloor zij in de tweede ronde met ruime cijfers van Yudhoyono. Zie ook: Presidenten van de Republiek Indonesië. |
Mentawaiers
Een bevolkingsgroep op de eilanden Siberoet, Sipora en Noord- en Zuid
Pagai, ten westen van Sumatra, t.h.v. Padang.
Een primitieve groep, niet bekend met rijstbouw of pottenbakken. Hun landbouw bestond / bestaat uit knollenvelden (kladi) en pisang- en klappertuinen. Bij belangrijke gebeurtenissen wordt een poenen-periode (rustperiode) ingesteld, waarbij allerlei handelingen verboden zijn; dit betreft vooral de gehuwde mannen, die gemiddeld tien maanden per jaar geen veldwerk mogen verrichten. Hierdoor wordt erg lang gewacht om officieel te huwen, en een derde van de kinderen wordt reeds voor deze gebeurtenis geboren. De leider is de rimata, als kenner van de vele poenen-voorschriften. Uiterlijke kenmerken van de Mentawaiers zijn de driehoekige tanden, die met een stuk ijzer zijn afgebeiteld, alsmede de tatoeages, zowel bij mannen als vrouwen gebruikelijk. Hun taal wordt door ca. 50.000 mensen gesproken (1992). Zie ook: Bevolkingsgroepen |
Merdeka 17-08-1945 het uitroepen van de onafhankelijkheid. (Letterlijk: vrij, onafhankelijk) |
Merkus, Pieter (1787-1844) Gouverneur-generaal 1841-1844 (wnd. tot 1843).
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Mestiezen, een bevolkingsgroep in het oude Batavia, die ontstaan was uit de verbintenis van een Europese vader en een Portugees-Indische vrouw. Zij waren evenals de Mardijkers christenen. |
Middelbare Landbouwschool opgericht 1913, die opleidde tot inheemse landbouwleraar. Zie ook: Onderwijs. |
Mijer, Pieter (1812-1881)
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Ministers van Koloniën. |
Mijnwet
1850 bracht de mogelijkheid mijnen over te geven aan het
particulier initiatief, in erfpacht of in huur, voor een periode van ten
hoogste 40 jaar. De eilanden Java en Bangka
waren hiervoor echter niet beschikbaar.
Eigenlijk kunnen we deze mijnwet geen wet noemen omdat ze via een Koninklijk Besluit tot stand is gekomen. Pas de Indische Mijnenwet van 1899 kwam in het Staatsblad. Wèl een vroege mijnwet is de Billiton-concessie van 1852 (tin), verleend aan Prins Hendrik en Baron van Tuyll van Serooskerken. Wel geeft de Mijnwet aan, dat het liberalisme terrein wint, zoals dit nog beter tot uiting kwam bij de Suikerwet (1870) en de Agrarische Wet (1870). |
Minahasers zie Manadonezen / Minahasers |
Minangkabau Een
bevolkingsgroep in centraal Sumatra tot aan de
kust. Zij hebben al heel lang invloeden van buitenaf ervaren. In hun Islamitische
godsdienst zijn vele animistische trekjes
blijven voortbestaan.
Hun woningen zijn kenmerkend: over het algemeen op palen, waarbij het dak aan de uiteinden sterk omhoog loopt. Tussen de punten kan een apart, kleiner, dak zijn geplaatst, met ook de omhooglopende punten. Dit familiehuis was vooral voor de vrouwen en kinderen; 's nachts kwam de gehuwde man 'op bezoek', maar vóór zonsopkomst moest hij weer vertrokken zijn naar de woning van z'n moeder. Toen de invloed van de Islamieten sterker werd, begonnen deze zich te ergeren aan oude gewoontes en gebruiken, zoals het matriarchaat en het zedenbederf. Dit was mede oorzaak van de Padri-oorlogen. Door de matriarchale afstamming blijft de vrouw in het huis van haar familie. Het gezinshoofd is de Mamak, de oudste oom van moederszijde. Zijn gezag overstijgt de invloed van de vader, is zelfs groter in vergelijking met een vader in een patriarchale omgeving. Minangkabau-woning Door de sterke positie van de vrouw in het huwelijks- en erfrecht heeft de Minangkabau-man zich ontwikkeld tot een uitstekend handelsman, die echter verder van huis zijn werk deed, waardoor echtscheidingen regelmatig voorkwamen. Tegenwoordig tracht men te schipperen tussen de matriarchale rechten en de islamitische wetten (de man erft, en is hoofd van het gezin), door nieuw verworven middelen aan de man toe te wijzen, terwijl de grond aan de vrouwelijke zijde blijft. Hun taal wordt door ca. 6,5 miljoen mensen gesproken (1981). Zie ook: Bevolkingsgroepen |
Ministerie
van Koloniën
Na de VOC-periode moest Nederland het bestuur over Indië zelf in handen nemen. Niet altijd werd hierbij de bewoording 'minister' en 'Ministerie / Departement van Koloniën' gebruikt, en niet altijd vielen de overzeese gebieden onder een eigen departement:
Zie ook: Ministers van Koloniën en Ministers van Koloniën en hun eerdere ervaring |
Ministers
van Koloniën
Met de komst van Koning Lodewijk Napoleon in 1806 naar Nederland komt er een Departement voor de Zaken der Indiën en van den Koophandel. Het hoofd van dit Departement wordt nog in 1806 'minister' i.p.v. 'directeur-generaal' genoemd. In 1808 is er sprake van een Ministerie van Marine en Koloniën. In de Franse periode is er geen nationaal Ministerie. In 1814 komt er een Departement voor de Zaken van Koophandel en Koloniën; het hoofd hiervan wordt 'Secretaris van Staat' genoemd, in 1815 'Directeur-generaal' en in 1818 'minister', als het 'Ministerie van Onderwijs, Nationale nijverheid en Koloniën' ontstaat. Hieronder de lijst van ministers van Koloniën; tevens zijn genoemd de hoofden van Koloniale departementen indien de functie van minister op dat moment (nog) niet bestond; de Franse periode is buiten beschouwing gelaten.
Zie ook: Ministerie van Koloniën en Ministers van Koloniën en hun eerdere ervaring |
Ministers
van Koloniën en hun eerdere ervaring
Gekeken is naar de ervaringen die de Ministers van Koloniën hadden met Indië tot aan hun eerste benoeming tot minister. Zij die een waarnemende functie hadden zijn buiten beschouwing gelaten. Het gaat om in totaal 51 personen, en bestrijkt de periode 1806-1951.
Geen ervaring in Indië hadden 11 personen
Zie ook: Ministerie van Koloniën en Ministers van Koloniën. |
Minto,
Lord Gilbert Elliot (earl vanaf 1813), 1751-1814
Als Gouverneur-generaal van Brits Indië (1807-1813) gaat hij na veroveringen in de Molukken naar Java, om het gezag in 1811 over te nemen van de Nederlanders. Hij benoemd Raffles tot luitenant-gouverneur. Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Missie
Er ontstonden verschillende Vicariaten en Prefecturen, waarin de missie in Nederlands-Indië werd opgedeeld:
Zie ook: Zending, Godsdienst,Christendom en Regeringsreglement 1854 |
Mocca (Mocha
/ Al Mukha) Een VOC-locatie (Comptoir)
in Arabië van 1621-1739, met een aantal jaren van onderbreking. Het
belangrijkste product was koffie.
Tot 1707 viel Mocca onder de VOC-directie van Suratta. Hoofden:
Residenten:
|
Moderne inheemse elite: de kleine groep in Indië (ca. 500) die had gestudeerd in de 20e eeuw en volgens Snouck Hurgronje in staat was "het leven hunner overheerschers mee te leven" |
Moeso, of Soeparto Indonesische communist, die in 1926 al uit Nederlands-Indië was gevlucht om in Moskou hulp te zoeken voor zijn nationalistisch streven, maar die hulp niet kreeg. In augustus 1948 kwam hij weer terug waar hij met open armen werd ontvangen door Soekarno. Maar dit enthousiasme sloeg om in grote bezorgdheid omdat Moeso zich sterk maakte in de PKI en met deze en andere linkse stromingen een sterk front ging vormen tegen de regering Hatta. Dit leidde tot de communistische opstand van Madioen. In de strijd tegen de Sliwangi-divisie van Soekarno kwam Moeso 31 oktober 1948 om het leven. |
Moesson zie Oost-Moesson en West-Moesson |
Molukken (Maluku)
Zie ook: Bevolkingsgroepen en Grensbepaling van Nederlands-Indië. |
Monopolie Zie bij Octrooi en Monopolie |
Mook, Hubertus Johannes van (1894 – 1965) In 1931 lid van de Volksraad. Hij publiceerde over de toekomst van de Indische politiek in "Koloniale Studiën" en "De Stuw". In 1937 werd hij directeur van het departement van Economische Zaken. In die functie voerde hij in 1938 onderhandelingen met Japan die leidden tot de Van Mook-Kotani-overeenkomst. In september 1940 volgden nieuwe besprekingen, waarbij de Japanners aanstuurden op een verveelvoudiging van de olieleveringen, waar Van Mook echter niet op in ging en de onderhandelingen vertraagde. Na de Japanse inval in Frans Indo-China werd in juli 1941 het economische en monetaire verkeer van Japan met de USA, Groot-Brittannië, Australië en Nederland verbroken, zodat onderhandelingen ook niet meer nodig waren. Na op 20 november 1941 tot minister van Koloniën te zijn benoemd (tot de Japanse aanval), bleef Van Mook voorlopig in Indië, waar hij op verzoek van gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer werd benoemd tot luitenant-gouverneur-generaal (1 januari 1942 - 25 mei 1942). Na de capitulatie van Nederlands-Indië vertrok hij naar Australië. Hij was minister van Koloniën in het Londense kabinet (25 mei 1942 – 23 februari 1945) en werd 14 september 1944 opnieuw luitenant-gouverneur-generaal. Op 2 oktober 1945 verplaatste hij zijn zetel van Brisbane (Australië) naar Batavia, waar 31 oktober 1945 contact tussen Van Mook en Soekarno tot stand kwam. Deze politiek van Van Mook werd door de Nederlandse regering openlijk afgekeurd (ontslag dreigde, maar koningin Wilhelmina ging daar niet mee akkoord). Op 15 november 1945 stuurde hij een nota naar de Nederlandse regering: laat Java aan de Indonesiërs en laat Nederland zich richten op de Buitengewesten: dit alles wel onder de koninkrijksband. In de conferenties te Malino en Den Pasar legde Van Mook de grondslag voor de vorming van deelstaten in het niet-republikeinse gebied. In juli 1947 werd hij gemachtigd tot een politionele actie, die tegen zijn advies in na tussenkomst van de Veiligheidsraad werd beëindigd nog vóór Djokjakarta bereikt was. Het feit dat hij bij de besprekingen over de vorming van een federatieve regering op de tweede plaats gedrongen werd, gaf Van Mook aanleiding een verzoek tot ontslag in te dienen, verbitterd en teleurgesteld als hij was. Het werd hem per 1 nov. 1948 verleend. J.L.M. Beel verving hem als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Ministers van Koloniën. |
Mook, van-Kotani-overeenkomst 1938 Japan trachtte haar economische invloed te vergroten. Batavia probeerde met deze overeenkomst de Japanse krachten te beperken. Zie ook: Japanse houding in de crisisjaren. |
Morshandel handel die ambtenaren in dienst van de VOC voor eigen rekening dreven: weliswaar verboden, maar veelvuldig in de praktijk gebracht. |
Mossel, Jacob (1704-1761)
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Mountbatten, lord (1900-1979)
Hij had de leiding over het South East Asia Command (SEAC), waar Nederlands-Indië vanaf de Japanse capitulatie 15 augustus 1945 onder viel. Mountbatten besloot op 26 september 1945 alleen Batavia en Soerabaja te bezetten om hulp te verlenen aan ex-gedetineerden en ex-krijgsgevangenen. Op 10 oktober 1945 liet hij Van Mook, Helfrich en Van der Plas bij zich komen in Singapore: de Britten wilden wel meer key area's bezetten: behalve Batavia en Soerabaja ook Buitenzorg, Bandoeng, Samarang en Malang, maar dan moest Van Mook gesprekken beginnen met Soekarno. De Britten hielden zich aan hun woord: vanaf 15 oktober kwamen de eerste Gurkha's in Batavia aan. Ondanks groot verzet vanuit de Nederlandse politiek, maar dankzij grote druk van Britse zijde, ontmoetten Van Mook en Soekarno elkaar op 31 oktober 1945. Eind 1945 hadden de Britten en Brits-Indiërs ca. 200.000 Nederlanders en Indische Nederlanders weten te redden, ten koste van 600 doden! Zie ook: Bersiap. |
Mühlenfeld, A. directeur Binnenlands Bestuur, 1929-1933 |
Muiterij "De Zeven Provinciën" 1933. Door de slechte economische situatie werd er flink gekort op de bezoldigingen van het marinepersoneel: in 1931 5%, in 1932 nog eens 5% en in 1933 daarbovenop 7%. In Soerabaja op de marinebasis werd door bijna 300 Europeanen dienst geweigerd en onder de Indische leden van het marinepersoneel vele honderden meer. Velen werden opgepakt. Het oude pantserschip "De Zeven Provinciën" was juist toen (2 januari 1933) vertrokken op weg naar Noord-Sumatra, waar het 2 februari 1933 aankwam in de haven van Oleh-leh. Toen de commandant en een aantal officieren aan wal waren, namen Indische leden van de bemanning het schip over en voeren op 4/5 februari 1933 weg van de Atjehse haven Oleh-leh, zuidwaarts langs de westkust van Sumatra, met als doel Soerabaja om de gevangen genomen collega's aldaar te hulp te schieten. Een deel van de Europese bemanning had weliswaar geen deel uitgemaakt van de groep muiters en was niet betrokken geweest bij de organisatie, het initiatief en de uitvoering, maar keerde zich ook niet tegen de muitenden. Dit is hun later zwaar aangerekend. Op 10 februari gooide een Dornier-vliegboot in de Straat Soenda een waarschuwingsbom voor de boeg, doch deze trof doel op het voordek: 19 man gedood, waaronder drie Europeanen. Dit betekende meteen het einde van de muiterijactie. De gevangen werden eerst naar Onrust en later naar Madoera gebracht. In Soerabaja werd van de Europeanen Maud Boshart de hoogste straf geëist: 16 jaar. Het Hoog Militair Gerechtshof in Batavia veranderde dit in 10 jaar. De straf werd in Leeuwarden uitgezeten en na drie jaar kwamen allen op vrije voeten vanwege het huwelijk van prinses Juliana met prins Bernhard. De muiterij had vooral een economische oorzaak en niet in de eerste plaats politieke redenen. Wel greep het gouvernement hard in om een voorbeeld te stellen, daar het groeiend nationalisme dezen een doorn in het oog was. Zie ook: Marine in de 20e eeuw. |
Multatuli : (Lat.:"ik heb veel geleden/gedragen/verdragen") Pseudoniem van Eduard Douwes Dekker. Uitspraken:
|
Muntstelsel 18e eeuw Een eigen muntstelsel hadden de sultans van Banten en Mataram en de VOC met haar ingevoerde zilveren munten. Daarnaast kwamen Madoera en Cheribon met eigen munten. Toen ook Palembang en Bali met eigen kleine loden muntjes kwamen werd het verwarrend, en ging de regering in Batavia in 1764 overeenkomsten aan met de vorsten van Soerakarta en Djokjakarta ter unificatie van het muntstelsel; vanaf dat moment gaf de VOC koperen munten uit, die in Batavia werden geslagen. |
Museum Nasional, zie bij Bataviaasch Genootschap |
Museum van het Bataviaasch Genootschap, zie bij Bataviaasch Genootschap |
Mussert, A.A. (1894-1946) De Nederlandse NSB-leider kwam in 1935 naar Nederlands-Indië, waar hij warm werd onthaald, en tevens twee keer werd ontvangen door Gouverneur-generaal De Jonge. Het jaar 1935 was eigenlijk het hoogtepunt van de politieke carrière van Mussert: in april 1935 kwam de NSB in de Statenverkiezingen uit op 8%, en als klapstuk was er de reis naar Nederlands-Indië, waar hij de NSB-leden in Indië een hart onder de riem kon steken, en tevens die mensen kon bedanken die hem financieel gesteund hadden, want het Indische geld (in deze periode circa fl. 50.000) maakte het mede mogelijk dat de NSB zich in Nederland had kunnen ontplooien. De NSB was in Nederland in 1931 opgericht; in 1933 gingen in november van dat jaar een aantal fascistische groepen in Indië op in de Indische NSB. Zij kwam aldaar onder leiding van W.E. Scheurer. Het conservatisme in Indië onder de Europeanen werd versterkt door:
Mussert noemde de ideeën van de Indië-los-van-Nederland-beweging een misdaad; in Indië haalde de NSB vooral fel uit naar priesters en predikanten die hen bekritiseerden, maar de NSB stelde zich niet op tegen het gouvernement, mede omdat in Indië ambtenaren wel lid mochten zijn van de NSB, in tegenstelling tot de situatie in Nederland. Ca. 70% van de Indische leden waren Indo-europeanen. Het aantal NSB-leden kwam in Indië nooit boven de 5000 uit. De reis in 1935:
In Nederland volgden vragen in de Tweede Kamer:
De kranten in Nederland waren negatief over de Gouverneur-generaal, terwijl de kranten in Indië veelal de motieven van de Gouverneur-generaal over de ontvangst onderschreven. Mussert voerde in Indië een reorganisatie door om de binding met de beweging in Nederland te versterken: in Utrecht kwam een NSB-gemachtigde voor Indië, en in Indië vestigde zich een Gewestelijk Commissaris (W.H. Gongrijp) te Medan, en een G.C. voor Java en de Grote Oost te Bandoeng, o.l.v. S.Tesser. Pas in 1937 daalde de aanhang in Indie door de radicale koers van de NSB in Nederland door het ingenomen rassenstandpunt (ruim 2/3 van de aanhang is Indo-europeaan!). Tevens ging er voor de NSB-leden bepaald geen stimulans uit van het idee van Mussert dat er geen NSB-kandidaten zitting mochten nemen in vertegenwoordigende lichamen.
Mussert bij vertrek naar Indië, juli 1935 Zie ook: De Indische NSB, en De Vaderlandsche Club. |
Myanmar
(Birma) Een VOC-locatie met de
volgende vestigingen:
|
Terug naar de startpagina |