Terug
naar de startpagina |
Jacob, Frederik s' (1822-1901)

gouverneur-generaal
1881-1884
-
hij kreeg zijn opleiding aan het
Koninklijk Instituut voor de Marine in Medemblik
-
1844: luitenant ter zee 2e klasse
-
1845: naar Indië; zijn oom Rochussen
was aan boord als de nieuwe gouverneur-generaal;
hij wordt ordonnantie-officier van Rochussen
-
1846: hij neemt deel aan de Bali-expeditie,
waar hij de Militaire Willemsorde verwierf
-
1847: hij verlaat de marinedienst om suikerfabrikant
te worden bij Soerabaja
-
1857: terug in Nederland
-
1863: s' Jacob neemt in Nederland deel
aan de oprichting van de Maatschappij tot exploitatie van
Staatsspoorwegen, waarvan hij van 1869 tot 1879 directeur-generaal is
-
1881-1884: gouverneur-generaal:
-
militaire acties op Sumatra,
Celebes en Borneo
-
hij maakte een begin met de regeling van het rechtswezen
-
havens werden geopend voor algemene handel
-
concessieverlening voor
stoomtramwegen op Java en de Deli-spoorweg
op Sumatra, alsmede voor tal van mijnbouwontginningen
-
in zijn periode waren er veel epidemieën
en natuurrampen
(Krakatau, 1883)
-
modern was de invoering van de Gouvernements-telefoondienst
-
1884: s' Jacob treedt uit functie na
een conflict met de Tweede Kamer, waarbij het ging om het verlengen van
de concessie van de Billiton Maatschappij
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij.
|
Jakarta deze naam officieel
i.p.v. Djakarta,
bij de spellingswijziging van 1972. Zie ook: Batavia-naamgeving. |
Jambi Gelegen aan
de oostkust van Sumatra was Jambi één van de
VOC-locaties. Het had een comptoir vanaf
1615. Product: peper. |
Janggala ontstaan in 1049, toen koning
Airlangga zijn rijk Mataram verdeelde; het westelijke deel is Kediri. |
Janssens, Jan Willem (1762-1838)
- Janssens had een voorspoedige militaire carrière en in
1788 was hij al kapitein.
- In 1793 raakte hij in de strijd tegen de Fransen
zwaargewond
- 1797-1800 belast met de in de Bataafse
Republiek gelegerde Franse troepen
- In 1800 secretaris-generaal bij het Ministerie
van Oorlog.
- In 1802 volgde de benoeming tot Gouverneur van Zuid-Afrika,
en na de Vrede van Amiens (Engeland gaf dit gebied terug aan de
Republiek) vertrok hij naar de Kaap.
- In 1806 kwam een grote Engelse vloot in de Tafelbaai,
die 4000 man aan wal zette. Janssens had slechts een kleine 1500 man ter
beschikking zodat binnen drie weken de Kaapkolonie
definitief in Engelse handen overging. Hij en zijn troepen kregen vrije
aftocht naar Nederland.
- In Nederland keerde Janssens terug in de oude functie van
secretaris-generaal.
- In 1809 kreeg hij pensioen.
- In 1810 benoemde Napoleon hem tot Gouverneur-generaal
van de Franse bezittingen ten oosten van Mauritius.
- In 1811 nam hij het bewind over Nederlands-Indië over
van Daendels als Gouverneur-generaal.
In hetzelfde jaar verscheen de Engelse vloot in de baai van Batavia
en werd een leger van 10.000 man aan wal gezet. Ondanks verzet vond na
ruim zes weken de
capitulatie van Salatiga
plaats, waarbij Indië overging naar de East India
Company, en de periode Raffles begon.
- Als krijgsgevangene werd hij naar Engeland gevoerd en
kreeg na een jaar de vrijheid.
- Napoleon verhief hem tot baron en benoemde hem tot divisiecommandant
van de noordelijke provincies.
- In 1815 werd hij, inmiddels weer in Nederlandse dienst,
gepensioneerd.
- In 1816 verhief Koning Willem I hem in de adelstand.
Wel frappant dat hij tweemaal een belangrijk gebied moest
overlaten aan de Engelsen, maar dat uit het vervolg van zijn carrière bleek
dat men het hem beide keren niet zwaar heeft aangerekend.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij en Zuid-Afrika |
Japan was één
van de VOC-locaties met de onderstaande
geschiedenis:
- In 1600 landden de eerste Nederlanders in Japan met
het schip 'De Liefde'
- Pas in 1609 verschenen de eerste VOC-schepen
met als handelspost cq. comptoir Hirado, van 1609 tot 1641.
-
Nagasaki (Deshima) werd de locatie van 1641 tot
1854.
Hoogste aanwezige functionaris: de opperkoopman.
Het kunstmatige eiland Deshima, in de vorm van een waaier en ter
grootte van de Dam in Amsterdam, in de baai van Nagasaki, werd in 1636
aangelegd, en was bedoeld om er de Portugese
handelaren te huisvesten. In 1639 moesten echter alle westerlingen uit
Japan verdwijnen en in 1641 werd het land definitief afgesloten.
Alleen de Hollanders mochten blijven en kwamen zo op Deshima terecht,
dat ze zouden blijven bewonen tot 1854. In dezelfde baai kregen ook de
Chinezen een kunstmatig aangelegd eiland. Jaarlijks (tot 1790, daarna
om de vijf jaar) werd een tocht
gemaakt naar de shôgun in Edo, om eer te bewijzen en geschenken aan
te bieden. Deze tocht nam ruim vier maanden in beslag en besloeg 3000
km v.v. De eerste hofreis vond plaats in 1609 en de laatste in 1858.
De route:
-
Kleine Landweg: van Deshima (Nagasaki) naar Shimonoseki
-
Waterreis: van Shimonoseki naar
Kyoto via de Japanse Binnenzee
-
Grote Landweg: van Kyoto naar Edo (Tokyo)
De Nederlanders
(meestal rond de twintig in aantal) mochten verder beslist niet van
Deshima af; zelfs overledenen mochten er niet worden begraven, maar
kregen een zeemansgraf. Voor Japanners was het verboden op Deshima te
komen, uitgezonderd handelaars, tolken en later enige dames van
plezier (courtisanes of 'keesjes'). Tussen 1641 en 1847 bezochten 606
schepen Deshima: gemiddeld drie(!) per jaar. De schepen arriveerden in
juli / augustus en vertrokken 20 september op z'n laatst. De VOC-belangen werden vanaf 1796
behartigd door de Nederlandse staat, en vanaf 1824 door de Nederlandse
Handelmaatschappij. In de 19e eeuw werden de schepen veelal
ingehuurd, vaak Amerikaanse.

Boven: haven met middenlinks
VOC-Deshima
Klik hier
voor een grote en andere afbeelding van de haven.

Boven: Japanse prent van Deshima
Klik hier voor een
vergroting.

Boven: Hoofdstraat in Deshima

Boven: gezicht op Deshima in 1864
Deshima: omtrek 520,8 m, oppervlakte
12.949 m²
- Producten die de
VOC uit Deshima haalde, waren zilver,
goud, koper, kleding, verfijnde porselein. In deze periode mocht alleen de VOC in Japan
aanwezig zijn.
- De VOC bracht zijde, textiel, huiden, verfstoffen, suiker
en medicijnen. Uit Europa bracht de VOC o.a. globes, verrekijkers,
klokken, landschapsschilderijen, kristallen kroonluchters, westerse
muziekinstrumenten, atlassen en boeken over scheepsbouw,
werktuigbouwkunde, wiskunde, geografie, plant- en dierkunde.
- Ook na 1800 bleef Nederland de enige aanwezige
handelspartner tot in 1853 de Amerikaanse commandant Perry Japan dwong om
ook andere landen in zijn havens toe te laten.
- Vanaf 1855 startten zeeopleidingscursussen voor
Japanners, o.l.v. Nederlanders.
Hieronder worden de VOC-opperhoofden vermeld; een hele
lijst, omdat vanaf 1641 het opperhoofd en zijn personeel ieder jaar
vervangen moest worden. De VOC loste dit op door een groot aantal
opperhoofden steeds weer opnieuw naar Japan te laten terugkeren.
- 1609-1613 Jacques
Specx
- 1613-1614 Hendrik
Brouwer
- 1614-1621 Jacques Specx (2e periode)
- 1621-1623 Leonard Camps
- 1623-1632 Cornelis van Neyenrode
- 1632-1633 Pieter van Santen
- 1633-1638 Nicolaas Koeckebakker (Couckebacker)
- 1639-1640 François Caron (ook te zien bij Formosa)
- 1641
Maximiliaan le Maire (ook te zien bij Formosa)
- 1641-1642 Jan van Elserack
- 1642-1643 Pieter Anthonisz. Overtwater (ook te
zien bij Formosa)
- 1643-1644 Jan van Elserack (2e periode)
- 1644-1645 Pieter Anthonisz. Overtwater (2e
periode)
- 1645-1646 Reinier van 't Zum (ook te zien bij Siam)
- 1646-1647 Willem Verstegen
- 1647-1648 Frederik Coyett (ook te zien bij Formosa)
- 1648-1649 Dirk Snoek
- 1649-1650 Anthony van Brouckhorst (ook te zien
bij Tonkin)
- 1650-1651 Pieter Sterthenius (ook te zien bij Bengalen)
- 1651-1652 Adriaan van der Burgh
- 1652-1653 Frederik Coyett (2e periode)
- 1653-1654 Gabriel Happart
- 1654-1655 Leonard Winnincx (ook te zien bij Suratte)
- 1655-1656 Johannes Bouchelion
- 1656-1657 Zacharias Wagenaar (ook te zien bij Zuid-Afrika)
- 1657-1658 Johannes Bouchelion (2e periode)
- 1658-1659 Zacharias Wagenaar (2e periode)
- 1659-1660 Johannes Bouchelion (3e periode)
- 1660-1661 Hendrik Indijk
- 1661-1662 Dirk van Lier
- 1662-1663 Hendrik Indijk (2e periode)
- 1663-1664 Willem Volger (ook te zien bij Bengalen)
- 1664-1665 Jacob Gruijs
- 1665-1666 Willem Volger (2e periode)
- 1666-1667 Daniël Six
- 1667-1668 Constantijn Ranst de jonge (ook te
zien bij Bengalen en Tonkin)
- 1668-1669 Daniël Six (2e periode)
- 1669-1670 François de Haze (ook te zien bij Bengalen)
- 1670-1671 Martinus Caesar
- 1671-1672 Johannes
Camphuys
- 1672-1673 Martinus Caesar (2e periode)
- 1673-1674 Johannes Camphuys (2e periode)
- 1674-1675 Martinus Caesar (3e periode)
- 1675-1676 Johannes Camphuys (3e periode)
- 1676-1677 Dirk de Haas
- 1677-1678 Albert Brevinck (zie hem ook bij Tonkin)
- 1678-1679 Dirk de Haas (2e periode)
- 1679-1680 Albert Brevinck (2e periode)
- 1680-1681 Isaac van Schinne
- 1681-1682 Hendrik Cansius
- 1682-1683 Andreas (Andries) Cleijer
- 1683-1684 Constantijn Ranst de jonge (2e
periode)
- 1684
Johannes Besselman (zie hem ook bij Tonkin)
- 1684-1685 Hendrik van Buytenhem
- 1685-1686 Andreas (Andries) Cleijer (2e
periode)
- 1686-1687 Constantijn Ranst de jonge (3e
periode)
- 1687-1688 Hendrik van Buytenhem (2e periode)
- 1688-1689 Cornelis van Outhoorn
- 1689-1690 Balthasar Sweers
- 1690-1691 Hendrik van Buytenhem (3e periode)
- 1691-1692 Cornelis van Outhoorn (2e
periode)
- 1692-1693 Hendrik van Buytenhem (4e periode)
- 1693-1694 Gerrit de Heere (ook te zien bij Ceylon)
- 1694-1695 Hendrik Dijkman
- 1695-1696 Cornelis van Outhoorn (3e periode)
- 1696-1697 Hendrik Dijkman (2e periode)
- 1697-1698 Pieter de Vos
- 1698-1699 Hendrik Dijkman (3e periode)
- 1699-1700 Pieter de Vos (2e periode)
- 1700-1701 Hendrik Dijkman (4e periode)
- 1701-1702 Abraham Douglas
- 1702-1703 Ferdinand de Groot
- 1703-1704 Gideon Tant
- 1704-1705 Ferdinand de Groot (2e periode)
- 1705-1706 Hermanus Mensing
- 1706-1707 Ferdinand de Groot (3e periode)
- 1707-1708 Hermanus Mensing (2e periode)
- 1708-1709 Gaspar van Mansdale
- 1709-1710 Hermanus Mensing (3e periode)
- 1710-1711 Nicolaas Joan van Hoorn
- 1711-1712 Cornelis Lardijn
- 1712-1713 Nicolaas Joan van Hoorn (2e periode)
- 1713-1714 Cornelis Lardijn (2e periode)
- 1714-1715 Nicolaas Joan van Hoorn (3e periode)
- 1715-1716 Gideon Boudaen
- 1716-1717 Joan Aouwer
- 1717-1718 Christiaan van Vrijbergen (ook te
zien bij Mocca)
- 1718-1719 Joan Aouwer (2e periode)
- 1719-1720 Christiaan van Vrijbergen (2e
periode)
- 1720-1721 Roelof Diodati
- 1721-1722 Hendrik Durven
- 1723
Hendrik Durven (2e periode)
- 1723-1725 Johannes
Thedens
- 1725-1726 Johannes de Hartog(h)
- 1726-1727 Pieter Boekesteyn
- 1727-1728 Abraham Minnendonk
- 1728-1729 Pieter Boekesteyn (2e periode)
- 1729-1730 Abraham Minnendonk (2e periode)
- 1730-1731 Pieter Boekesteyn (3e periode)
- 1732-1733 Hendrik van der Bell
- 1733-1734 Rogier de Laver (ook te zien bij Malakka)
- 1734-1735 David Drinkman
- 1735-1736 Bernardus Coop à Groen
- 1736-1737 Jan van Cruys(se)
- 1737-1739 Gerardus Bernardus Visscher
- 1739-1740 Thomas van Rhee
- 1740-1741 Jacob van der Waeyen
- 1741-1742 Thomas van Rhee (2e periode)
- 1742-1743 Jacob van der Waeyen (2e periode)
- 1743-1744 David Brouwer
- 1744-1745 Jacob van der Waeyen (3e periode)
- 1745-1746 Jan Louis de Win
- 1746-1747 Jacob Balde
- 1747-1748 Jan Louis de Win (2e periode)
- 1748-1749 Jacob Balde (2e periode)
- 1749-1750 Hendrik van Homoet
- 1750-1751 Abraham van Suchtelen
- 1751-1752 Hendrik van Homoet (2e periode)
- 1752-1753 David Boelen (ook te zien bij Malakka)
- 1753-1754 Hendrik van Homoet (3e periode)
- 1754-1755 David Boelen (2e periode)
- 1755-1756 Herbert Vermeulen
- 1756-1757 David Boelen (3e periode)
- 1757-1759 Herbert Vermeulen (2e periode)
- 1759-1760 Johannes Reynouts
- 1760-1761 Marten Huysvoorn
- 1761-1762 Johannes Reynouts (2e periode)
- 1762-1763 Frederik Willem Wineke
- 1763-1764 Jan Crans (ook te zien bij Malakka)
- 1764-1765 Frederik Willem Wineke (2e periode)
- 1765-1766 Jan Crans (2e periode)
- 1766-1767 Herman Christiaan Kastens
- 1767-1769 Jan Crans (3e periode)
- 1769
Herman Christiaan Kastens (2e periode)
- 1769-1770 Olphert Elias
- 1770-1771 Daniel Armenault
- 1771-1772 Arend Willem Feith
- 1772-1773 Daniel Armenault (2e periode)
- 1773-1774 Arend Willem Feith (2e periode)
- 1774-1775 Daniel Armenault (3e periode)
- 1775-1776 Arend Willem Feith (3e periode)
- 1776-1777 Hendrik Godfried Duurkoop
- 1777-1779 Arend Willem Feith (4e periode)
- 1779-1780 Mr. Isaac Titsing (ook te zien bij Bengalen)
- 1780-1781 Arend Willem Feith (5e periode)
- 1781-1782 Mr. Isaac Titsing (2e periode)
- 1783-1784 Hendrik Casper Romberg
- 1784-1785 Mr. Isaac Titsing (3e periode)
- 1785-1786 Johan Frederik baron van Reede tot de
Parkeler
- 1786-1787 Hendrik Casper Romberg (2e periode)
- 1787-1789 Johan Frederik baron van Reede tot de
Parkeler (2e periode)
- 1789-1790 Hendrik Casper Romberg (3e periode)
- 1790-1791 Hendrik Andries Ulps
- 1791-1792 Petrus Theodorus Chassé
- 1792-1798 Mr. Gijsbert Hemmy
- 1798-1800 Leopold Willem Ras
- 1800-1803 Willem Wardenaar
- 1803-1817 Hendrik Doeff
- 1817-1823 Jan Cock Blomhoff
- 1823-1826 Johan Willem de Sturler
- 1826-1830 Germain Felix Meijlan
- 1830-1834 Jan Willem Frederik van Citters
- 1834-1838 Johannes Erdewin Niemann
- 1838-1842 Eduard Grandisson
- 1842-1845 Pieter Albert Bik
- 1845-1850 Joseph Henrij Levijssohn
- 1850-1852 Frederick Cornelis Rose
- 1852-1860 Jan Hendrik Donker Curtius
In 1858 veranderde de titel van opperhoofd van de handel
of resident op Deshima in: 'Gouverments-Commissaris in Japan'. In 1860 was
de vertegenwoordiger van Nederland de 'Consul-Generaal voor Japan' en
'politiek agent der Nederlanden in Japan'. In 1863 liep de huur van
Deshima af.
Zie ook: Atoombom
op Nagasaki.
|
Japannerwet In
1899 kwam deze wet tot stand, waarbij Japanners in Nederlands-Indië niet
meer vielen onder 'Vreemde Oosterlingen',
maar in de groep van Europeanen.
Zie ook: Nationaliteitsregelingen
|
Japanse Aanval 1942
Na de aanval op Pearl Harbour (7 december 1941), en het
tot zinken brengen van de Britse schepen "Prince of Wales" en
"Repulse" (10 december 1941) was de strijd strategisch
reeds verloren, mede omdat de Japanners het luchtruim beheersten.
Nog vóór de officiële oorlogsverklaringen van de USA
en Engeland na de aanval op Pearl Harbour, sprak Gouverneur-generaal
Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer op maandag 8 december 1941, 's morgens om
06.30 uur, via de radio al een officieuze oorlogsverklaring uit. De
officiële Nederlandse oorlogsverklaring vanuit Londen kwam op 10
december.
De aanval op Nederlands-Indië in chronologische
volgorde:
- 10/11 januari 1942: landing Minahassa
(Manado/Celebes),
alsmede bij Tarakan (oost-Borneo)
- 23/24 januari: landing Balikpapan (oost-Borneo),
alsmede bij Kendari (zuid-oost Celebes)
- 27 januari: landing op West-Borneo, ter verovering
van Pontianak
- 30/31 januari: landing op Ambon
- 3 februari: start luchtoffensief tegen Java
- 9 februari: landing bij Makassar (Celebes)
- 10 februari: de Japanners trekken Bandjermasin
(zuid-Borneo) binnen
- 14 februari: luchtlanding bij Palembang
(Sumatra)
- 15 februari: Singapore valt
- 18/19 februari: landing op Bali
en op Nederlands-Timor
- 27 februari: de Slag in de Javazee wordt verloren
- 1 maart: -er vinden vier landingen op Java
plaats: van west naar oost:
- door westelijk invasiekonvooi:
- Merak (Straat Soenda)
- Bantam Baai
- Eretan Wetan (noordoostelijk van vliegveld
Kalidjati)
- door oostelijk invasiekonvooi:
-het vliegveld Kalidjati wordt veroverd
-de Marine krijgt bevel tot
evacuatie
- 5 maart: intocht van de Japanners in Batavia
- 8 maart: algemene capitulatie van het KNIL
op het vliegveld van Kalidjati
- 9 maart: capitulatie van de 4e Divisie/Groep Zuid op
Midden-Java en van de 6e Divisie op Oost-Java.
- 11/12 maart: landing op Noord-Sumatra
- 28 maart: capitulatie van de KNIL-troepen op
Noord-Sumatra
|
Japanse Bezetting
- 14-03-42 werd vastgesteld dat Javanen geen hoge posten zouden kunnen
krijgen.
- 20-03-42 werden alle politieke activiteiten op Java verboden.
- Het traditionele bestuur bleef bestaan, alleen de Nederlandse
bestuursambtenaren werden vervangen door Japanse officieren.
- 03-04-42: de volgende maatregelen werden genomen:
- internering
van de bestuurlijke bovenlaag
- sluiten van de Nederlandse banken
- Nederlandse symbolen moesten verwijderd worden (beelden,
opschriften, etc.)
- de Nederlandse taal werd verboden
- de Japanse vlag moest op vele p[laatsen wapperen
- de Tokyo-tijd werd ingevoerd
- 17-05–42: startte de arrestatie van alle Nederlandse mannen van 17-60
jaar; zij werden gestuurd naar 'beschermde' stadswijken of kampen. Van midden
'42 tot begin '43
werden op Java 85.000 mensen opgepakt.
- De Indo's werden op Java (ca. 200.000) niet
gearresteerd, echter wel in de
Buitengewesten!
- Vanaf april 44 verslechterde de situatie in de kampen, want deze
vielen nu onder rechtstreeks militair bestuur en bovendien was de
voedselsituatie slecht.
- exportproblemen ontstonden door geallieerde aanvallen op konvooien en door
de geringe vraag uit Japan.
- dit trof de rubber- en kopraproductie, de grote landbouwonderdelen en
het betekende de afbouw van de suikercultuur.
- de Japanse rijstpolitiek leidde tot honger en ondervoeding.
Zie ook: Slachtoffers
in de Japanse Tijd.
|
Japanse
Capitulatie 15 augustus 1945. Na de atoombommen op Hiroshima ( 6
augustus) en Nagasaki (9 augustus) capituleerden de Japanners.
|
Japanse
houding in de crisisjaren
Voorgeschiedenis: in het midden van de 19e eeuw hebben
de Amerikanen Japan opengebroken voor de internationale handel.
Japan kreeg in de periode hierna te maken met
industrialisatie en overbevolking. Men werd afhankelijk van voedsel van
buitenaf. Aangezien Japan zelf bijna geen grondstoffen bezat, maakte de
industrie voor zeer lage lonen goedkope producten, om zo het geld te
verdienen voor de voedselimport.
Zeer belangrijk voor de eigenwaarde van de Japanners was
de overwinning op de Russen in 1904-1905 (de eerste moderne overwinning
van Aziaten op Europeanen!). Hierna volgt de annexatie van Korea (1910),
bezetting van gebieden in Mandsjoerije (1931-1932), en in 1937 het begin
van het China-conflict. Japan wenste zich een economische ontwikkeling van
'Groot-Oost-Azië' onder Japanse leiding.
Al in 1899 kregen Japanners in Nederlands-Indië de
status van Europeanen (zie hiervoor Nationaliteitsregelingen
en Japannerwet)
en in 1912 werd een algemeen handelsverdrag gesloten, waarbij de Japanse
activiteiten in Nederlands-Indië werden geregeld t.a.v. handel, bedrijf,
scheepvaart en immigratie.
Vanaf 1929 heerste een
economische wereldcrisis, waarop Indië reageerde door de gulden niet te
devalueren, en over te gaan op grote bezuinigingen. De situatie met Japan
veranderde snel en grondig:
- de Japanse import steeg veel sterker dan de export
naar Japan, vanwege de sterke gulden
- in Nederlands-Indië vormde de Japanse gemeenschap
een zeer gesloten groep
- er vond veel spionage plaats door in
Nederlands-Indië werkende Japanners
- Japan kocht alleen ruwe grondstoffen en dat betekende
dat het geen werk opleverde voor de inheemse bevolking
Japan trachtte economisch te domineren en
Nederlands-Indië nam beschermende maatregelen:
- beperking van de invoer en licenties
- beveiliging van bestaande handelszaken
- verlening van importcontingenten aan de beste afnemers
van Indische producten
- regeling van de vreemdelingenarbeid
- ordonnantie op de bedrijfsreglementering
- invoering immigratiequota
- scheepvaartwet, betreffende het gebruik van havens en kustvaart
- regeling van de kustvisserij: bescherming van de territoriale
wateren t.b.v. de visserij
Zo werd de invoer uit Japan aan banden
gelegd, en Japan kwam hiertegen in verzet; in 1934
vonden hierover en over de Japanse concurrentie op het gebied van de
scheepvaart besprekingen plaats in Batavia;
deze werden opgeschort toen Japan een oplossing voorstond onder Japanse
leiding
In 1936 kwam een regeling tot stand op het gebied van de
scheepvaart over het toegewezen aandeel in de vracht.
In 1937 kwam er
verder de Hart-Ishizawa-overeenkomst waarbij afspraken werden gemaakt inzake de
wederzijdse im- en export. Dit lukte nu wel vanwege de langzame
verbetering van de economie.
In 1938 volgde de Van Mook-Kotani-overeenkomst: deze
regelde o.a. de positie van de Nederlandse kooplieden in Japan.
In 1940 veranderde de Japanse houding: ze kwamen met een
nota over wederzijdse toezeggingen over handel, toelating, ondernemingen,
pers en publicaties, die bij doorvoering slechts op Japans voordeel zou
uitlopen. In mei 1940 kwamen de Japanners met een lijst van
producten die Nederlands-Indië jaarlijks aan Japan moest leveren. Het
gouvernement reageerde hierop door te zeggen dat op deze vragen (eisen!)
niet ingegaan kon worden.
Japan stuurde vervolgens een delegatie onder leiding van
de Japanse minister van Handel en Nijverheid Kobayashi. De Nederlandse
delegatie stond onder leiding van de Directeur van Economische Zaken: H.J. van Mook.
De besprekingen in september en oktober 1940 mislukten omdat het
gouvernement niet in wilde gaan op de Japanse eisen: veel meer aardolie (van
600.000 naar 3.750.000 ton), en Japanse olieconcessies op Nederlands-Indisch
territorium.
In januari 1941 komt de tweede Japanse delegatie onder
leiding van Yoshizawa, voormalig minister en lid van het Japanse
Hogerhuis. In het Japanse memorandum van 16 januari staan de volgende wensen:
- sterke verlaging van de toelatingsbeperking van
Japanners in Nederlands-Indië
- ruime toestemming voor de exploratie van delfstoffen,
door Japanse onderdanen uitgevoerd
- de Japanse visserij krijgt alle ruimte in de
territoriale wateren en in visserijbedrijven aan de wal
- er moet een eigen Japanse vliegdienst komen in
Nederlands-Indië
- geen beperking voor Japanse schepen qua aantal en
tonnage
- een onderzeese kabel voor communicatie, door Japan
aangelegd, waarbij ook in het Japans zou worden gecommuniceerd
- ruime behandeling bij aanvragen voor Japanse
bedrijven
- Japan wilde in het handelsverkeer alle ruimte
In februari 1941 volgde het Nederlandse memorandum,
waarbij het zijn eigen lijnen uitstippelt, en z'n eigen ontwikkeling wil
bepalen; bovendien meer uitvoermogelijkheden voor o.a. suiker en koffie
naar Japan, gemakkelijker gebruik in het economisch verkeer van het in
Japan verdiende yen-saldo, en meer bedrijfsvrijheid in Japan.
In deze periode wenste de regering van
Nederlands-Indië vooral tijd te winnen. De besprekingen over het
bovenstaande startten in februari 1941 tussen Ishizawa en Van Hoogstraten.
Nederland wilde bovendien niet aan de vraag van Japan voldoen omdat deze
aan Duitsland leverde. In mei 1941 eindigden de onderhandelingen en de
Japanners kwamen met een nieuw memorandum, dat praktisch gelijk was aan
die van 16 januari, maar steeds met beperkende zinnen zoals:
"....mits er geen bijzondere belemmeringen zijn." In juni 1941
werd het Nederlandse antwoordmemorandum overhandigd, dat als definitief
moest worden beschouwd: de Japanse eisen waren niet in overeenstemming met
de beginselen van de economische politiek van de Nederlandse regering
t.a.v. de archipel, waarbij vermeden moest worden dat vreemde belangen een
positie van overwicht zouden krijgen, mede gezien de oorlogssituatie met
een grote factor van onzekerheid. Nederland ziet geen noodzaak om de
Hart-Ishizawa en Van Mook-Kotani overeenkomst te wijzigen.
In juli 1941 verbrak de Verenigde Staten het monetaire
economische verkeer met Japan, en Nederland volgde vlot daarna.
Hierna blijft er nog één lijn open: besprekingen in
Washington tussen de USA en Japan, die doorgingen tot de Japanse aanval op
Pearl Harbour in december 1941.
Zie het vervolg bij: Japanse
Aanval 1942.
|
Japanse medewerking onafhankelijkheid
september
'44 begon Japan vanwege de slechte militaire situatie hier aan mee te
werken:
|
Japanse
militairen na de Japanse Capitulatie 15 augustus 1945.
Na de capitulatie bevonden zich ca. 300.000 Japanners in de gehele
Indische Archipel.
De Geallieerden droegen hun op als politiemacht het gezagsvacuüm
te vullen, en tevens de geïnterneerden te
beschermen.
In juli 1946 was het overgrote deel naar Japan gerepatrieerd.
De overigen kunnen we in drie groepen onderscheiden:
- 13.000 koelies: zij
werkten voor de Indische regering, omdat Indonesische werkkrachten
moeilijk te verkrijgen waren. De laatsten vertrokken in mei 1947.
- 3.000 zaten vast op verdenking van oorlogsmisdaden;
1.000 werden berecht, waarvan een kwart de doodstraf kreeg. In de
zomer van 1949 waren de processen afgerond. Op 26 december 1949 (één
dag voor de Soevereiniteitsoverdracht)
werden de veroordeelden naar Japanse gevangenissen overgebracht, waar
de laatsten in 1956 (met Nederlandse toestemming) vrijkwamen.
- ca. 3.000 gedeserteerden. Slechts een klein deel had
zich actief aangesloten bij de Indonesische republikeinen. Wel werden
in 1954 nog vier Japanners op Nieuw-Guinea
aangetroffen en naar Japan teruggestuurd.
Zie ook: Bersiap.
|
Japanse Zeggenschap
1942
- over Java en Madoera
het 16e Japanse Legerkorps o.l.v. generaal Imamura Hitoshi
- over Sumatra (en
het Maleisisch schiereiland) het 25e Japanse legerkorps
- over Borneo en het
oostelijk deel van de archipel: de Japanse Marine.
|
Japara was een VOC-locatie
op Java vanaf 1651, met een comptoir en
later een hoofdcomptoir. In 1708 werd het hoofdcomptoir verplaatst naar
Semarang en heette deze locatie: Java's
Noord-OostKust. Zie aldaar voor alle vestigingen. |
Java's
Noord-Oostkust Dit was één van de VOC-locaties,
die aanvankelijk Japara werd genoemd, en vanaf 1708
de nieuwe naam kreeg.
Vestigingen van de VOC:
- Japara, vanaf 1651, comptoir,
en later hoofdcomptoir tot 1708. Producten: rijst
en peper.
- Semarang: comptoir, en hoofdcomptoir vanaf 1708.
Vanaf 1748 zetelde zich hier de gouverneur. Belangrijkste: indigo.
- Soerabaja: comptoir
vanaf 1743. Forten: 'Belvidere' en 'Providentie'.
- Tegal: comptoir. producten: peper en rijst.
- Rembang: comptoir vanaf 1680. Product: hout.
- Demak: comptoir. Product:
rijst. Fort: 'Goet Begin'.
- Grisek: comptoir. Stapelplaats van voedsel, peper en
textiel. Fort: 'Goet Gevolgh'.
- Djokjakarta: comptoir
vanaf 1743. Fort: 'Vredeburg'.
- Soerakarta: comptoir.
- Juwana (Joana): comptoir. Producten: rijst, hout,
indigo, katoenen garen.
- Pekalongan: comptoir. Producten: rijst, suikerriet,
indigo, koffie.
- Sumenep (op Madoera):
comptoir.
- Banyuwangi: comptoir.
|
Javaanse Successie Oorlog, 1e, 1704-1708 |
Javaanse Successie Oorlog, 2e , 1719-1723 |
Javaanse Successie Oorlog, 3e , 1749-1757 |
Javaanse Successieoorlogen zie "Mataram" |
Java-bevolking
- 1800: 4 miljoen (18 m hele archipel)
- 1860: 16 (25 m)
- 1900: 30 (42 m)
- 1930: 42 (59 m)
- 1990: 120 (190 m), is ca. 2/3 van de gehele Indonesische bevolking.
Zie ook: Bevolkingsgroepen
en Javanen.
|
Java-kaart 1860
In opdracht van de Indische regering maakte Junghuhn
een fraaie kaart van Java.
.JPG)
Klik hier
voor de grote versie van de kaart.
|
Javanen bewonen
het eiland Java, en vormen op
dit eiland de grootste bevolkingsgroep naast de Soendanezen,
Madoerezen en de nog kleinere groepen van Badoei's
en Tenggerezen.
De Javanen zijn voor het overgrote deel Islamieten,
maar hun godsdienst is doorspekt met preïslamitische elementen; deze
vermenging wordt Javanisme genoemd.
De cultuur van de Javanen vinden we terug in de kratons
(oude vorstenhuizen), feesten als de Sekaten,
de gamelan, de wajang
(niet alleen op Java), de batik en in de
traditionele bouwkunst.
De taal, het Javaans (75 miljoen - 1989), wordt vooral op het platteland nog
gesproken, hoewel het Bahasa Indonesia
de officiële taal is; het hoog-Javaans wordt gebruikt als tegen een
hogere wordt gesproken, het laag-Javaans tegen een mindere.
De Javaan is in het algemeen zeer beleefd, en wil zelf
ook zo behandeld worden. De eigen gevoelens worden niet vaak getoond. Van
oudsher was eerbied voor het gezag groot.
Zie ook: Bevolkingsgroepen
en Java-bevolking.
|
Javanisme Zo wordt de mengvorm van
animisme,
hindoeïsme en islam genoemd, zoals we die vinden op Midden- en
Oost-Java. Zie ook: Javanen. |
Java-oorlog
1825-1830
Oorzaken:
-
Na de VOC-periode nu een
meer rechtstreeks, opleggend, bestuur
-
vervallen van huurcontracten en terugbetalen van vooruitbetaalde huren; in 1827 draaide Du
Bus deze maatregel terug.
-
uitbarsting van
de Merapi (1822)
-
apanages opnieuw (kleiner) laten
uitmeten
-
beheer markten en
tolpoorten door Chinezen gepacht
(uitbuiting)
-
jaren van droogtes (1821, 1822, 1824)
-
uitbreken cholera (1821)
-
zware overstromingen (1823)
De gehele bevolking was nu ontevreden:
-
de arme boer ging gebukt onder het landrentestelsel
-
de Chinezen werden als geldhandelaar gefrustreerd
-
de rijke landeigenaren hadden te maken met derving
van inkomsten
-
de hoge Javaanse adel werd gezag ontnomen.
Zie ook Diponegoro en Landverhuurstelsel. |
Java-overbevolking
Om hier iets aan te doen
vindt al zeer lang migratie naar de Buitengewesten plaats; de gevolgen
ervan zijn nu nog actueel. In 1905 migreerden de eerste Javanen naar
Sumatra; in de crisisjaren na 1930 volgden er meer omdat Javanen op
Sumatra hulp nodig hadden bij de oogst. Aantallen: 1933: 32.000, 1934:
45.000, 1935: 52.000, 1941: 65.000. De prognoses voor na 1941 kwamen boven
de 100.000 uit.
In de periode 1894-1939 vertrokken ca. 33.000 Javanen
naar Suriname; dit had behalve met de overbevolking op Java nog meer te
maken met de behoefte aan werkkrachten in Suriname. Een kwart van deze
groep keerde terug naar Java.
Zie ook Transmigratie
en Gezinsplanning. |
Jayabaya koning op Java
(zie ook Djojobojo) die rond 1150
voorspelde dat despotische blanken lang zouden heersen, maar dat na de
komst van gele mensen uit het noorden die zolang zouden blijven als maïs
tijd nodig heeft om te rijpen (3 jaar), of zolang het leven van een haan
duurt, Java voor altijd bevrijd zou worden
van vreemde overheersers. |
Jayakatwang telg uit
het vorstengeslacht
Kediri; hij doodde koning Kertagenara
in 1292, maar wordt later verslagen door zijn
schoonzoon Raden Wijaya, die koning Kertajarasa gaat heten. |
Jayapura hoofdstad van Irian
Jaya, voorheen
Hollandia geheten. |
Jayawisnu Wardana koning van het rijk van
Singosari (1248-1268) |
Jogja zie Djokjakarta |
Jonge, jhr. Mr.
Bonifacius Cornelis de
(1875-1958)

beeld van De Jonge.
Gouverneur-generaal 1931-1936
- 1900: gepromoveerd in de rechtswetenschap te Utrecht
- 1900-1901: advocaat en procureur
- 1901-1910: werkzaam bij het minister van
koloniën,
achtereenvolgens als adjunct-commies, commies, hoofdcommies, en
tenslotte referendaris afdeling Gouvernementsbedrijven
- 1910-1917: werkzaam bij het Ministerie van Oorlog,
aanvankelijk hoofd afdeling juridische zaken, daarna hoofd kabinets
des ministers
- 1917-1918: Minister van Oorlog
- 1918-1921: medewerker van de Bataafsche
Petroleum Maatschappij
- 1921: directeur Koninklijke Nederlandsche Petroleum
Maatschappij te Londen
- vanaf 1922: lid Raad van Commissarissen van de
Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij
- 1930-1931: lid Raad van Beheer Bataafsche Petroleum
Maatschappij
- 1931-1936:
Gouverneur-generaal:
- Na zijn GG-schap was hij politiek niet meer actief.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij. |
Jonkman, Jan Anne
(1891-1976) minister van Overzeese Gebiedsdelen 1946-1948.

Zie ook: Ministers
van Koloniën.
|
Joyoboyo
of Jayabaya: zie Djojobojo. |
Junghuhn,
Franz Wilhelm (1809-1864) was van Duitse afkomst. Hij ondernam als
botanicus, geoloog en etnoloog vele tochten.

- 1809 in Mansfeld in Pruisen / Duitsland geboren
- 1827-1831 studie medicijnen in Halle en Berlijn; tevens studie
van botanie en geologie, waar zijn belangstelling meer naar uitgaat.
- 1831 als compagniechirurg in Pruisische militaire
dienst
- 1832 tot tien jaar eenzame opsluiting veroordeeld na het aangaan van een
duel, hetgeen verboden was.
- 1833 ontsnapping; na een lange tocht sluit hij zich aan bij het Vreemdelingenlegioen
en dient in Algiers
- 1834 doet hij in Utrecht examen voor de Nederlandse
Militaire Geneeskundige Dienst
- 1835 als chirurgijn 3e klasse naar Java;
naast zijn werk als medicus krijgt hij steeds opnieuw de gelegenheid
van zijn meerderen om zijn etnologische, botanische en geologische
onderzoekswerk voort te zetten. Veel vulkanen
worden door hem als eerste Europeaan beklommen.
- 1837 wordt Junghuhn lid van "Het
Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen".
- 1840 volgt bevordering tot chirurgijn 2e klasse
- 1840-1842 doet hij onderzoek onder de Batak
- 1842-1848 maakt hij onderzoekstochten over geheel
Java
- 1845 volgt eervol ontslag als chirurgijn / officier
van gezondheid
- 1845 publiceerde hij, als lid van de Natuurkundige
Commissie, "Topographische und naturwissenschaftliche Reisen
durch Java".
- 1848-1855 met ziekteverlof in Nederland, waar hij
boeken uitwerkt, wetenschappelijke tochten door Europa maakt en
huwt.
- 1850-1854 verschijnt zijn bekendste werk in vier
delen: "Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige
structuur", dat eerder
een andere titel had.
- 1853 tot Nederlander genaturaliseerd
- 1855 terug naar Indië als 'inspecteur van het natuurkundig
onderzoek van Nederlandsch-Indië'
- 1856 was hij medeoprichter van De Dageraad, een
Nederlandse vrijdenkersvereniging door leden van een vrijmetselaarsloge.
Hij had een afkeer van de christelijke kerk en de islam, maar hij was
geen atheïst, doch een pantheïst.
- 1858 werd hij belast met cultuurproeven van de kinabomen.
Het is zijn verdienste dat hij de beste plek voor de groei van
kinabomen wist te vinden, nl. in de Preanger
op de hoogvlakte van Bandoeng. Zijn methoden voor beste groei waren
echter omstreden.
- 1864 overlijdt Junghuhn te Lembang.
Zie ook: zijn Java-kaart
van 1860.
|
Junyo Maru, zeer
verwaarloosd schip (voorheen de Britse oceaanstomer 'Deslock') dat op 16
september 1944 de haven van Tandjong Priok
verliet, met als doel Padang om aldaar krijgsgevangen
en romusha's af te leveren voor de aanleg
van de Pakanbaroe spoorweg op Sumatra. Echter
op 18 september werd het schip op 2°53 ZB. en 101°11 OL. ter hoogte van
het eiland Zuid-Pagaï en ruim 20 km uit de kust van Sumatra door twee
torpedo's van de Britse onderzeeër 'HMS Tradewind' o.l.v. Lieutenant
Commander S.L.C. Maydon getroffen en tot zinken gebracht. De Junyo Maru
had geen kentekens die aangaven dat het niet een normaal vrachtschip was.
Pas in de zestiger jaren vernam de Britse commander wat hij had aangericht:
Aan boord waren:
- 4200 romusha's waarvan er 200 konden worden gered (de
meesten konden niet zwemmen, of konden niet op tijd uit de ruimen
komen),
- 500 KNIL-Ambonezen
en -Menadonezen, waarvan
er 219 werden gered, en
- 1800 Britse, Australische, Amerikaanse, maar vooral
Nederlandse en Indisch-Nederlandse krijgsgevangenen, waarvan 460
mannen werden gered.
In totaal zijn van de 6500 man er 5621
verdronken...........

Zie ook: Slachtoffers
in de Japanse tijd en Torpederingen. |
Juristen
in Indië In de periode van de VOC kwamen juristen naar
Indië zonder een specifieke opleiding. Na de VOC-periode was er lange
tijd van een op Indië gerichte studie nog geen sprake.
Pas in 1864 ontstonden er nieuwe
ontwikkelingen: om tot de rechterlijke macht toe te kunnen treden kwamen
er voorwaarden:
- Na vier jaar de advocatuur te
hebben uitgeoefend in Indië kon men rechterlijk ambtenaar worden,
betrokken bij de rechtspraak over Europeanen en gelijkgestelden
- Zonder ervaring kon dit ook,
maar was een jaar extra (middelbare!) studie nodig, waarna het Groot-Ambtenaarsexamen
volgde
In 1877 kwam de Wet op Hoger Onderwijs die voor het eerst
de mogelijkheid gaf van een universitaire juridische studie betreffende
Nederlands-Indië, en wel in Leiden. Deze studie omvatte:
- Mohammedaans recht en de overige volksinstellingen en
gebruiken in Nederlands-Indië
- Staatsrecht van de overzeese bezittingen
- Land- en volkenkunde van de Indische archipel
- Javaans of Maleis
Vanaf 1892 gaf het Groot-Ambtenaarsexamen
alleen toegang tot administratieve betrekkingen en het faculteitsexamen
tot rechterlijke betrekkingen.
Pas in 1914 was op Java de scheiding tussen de
rechterlijke en de administratieve macht voltooid.
Zie ook: Rechtspraak, Opleiding
Indische Ambtenaren en VOC-Carriere. |
Terug
naar de startpagina |