Terug naar de startpagina |
Economische
ontwikkeling na 1949 Na de soevereiniteitsoverdracht
werden Nederlandse ondernemingen nauwelijks een strobreed in de weg
gelegd: 50% van de in- en uitvoer van Indonesië was in hun handen.
Dit veranderde door de kwestie Nieuw-Guinea:
Voor de gevolgen hiervan: zie bij 'Indië verloren, rampspoed geboren' |
Economische soldaten zijn de Romusha's tijdens de Japanse bezetting. Eind 1943 hielpen de Indonesische leiders om de bevolking in te zetten bij het werken op het land. |
Edeleer Titel van een lid van de Raad van Indië. |
Eerens, Dominique Jacques de (1781-1840)
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Eereschuld , titel van een artikel in De Gids in 1899 van de jurist C.Th.van Deventer over terugbetaling van de door hem berekende 823 miljoen gulden, die aan Indië waren onttrokken. Hij wilde deze gelden besteden aan de verbetering van het onderwijs, en de versterking van de economische positie van de inheemse bevolking |
Eerste aankomst Nederlandse troepen in Batavia 9 maart 1946, ter vervanging van Britse legeronderdelen, die zelf als eerste Geallieerden op 15 september 1945 in de baai van Batavia verschenen met de kruisers HMS Cumberland en HMS Tromp. |
Eerste
Expeditie Hieronder een meer uitgebreide beschrijving:
In 1594 kwamen in Amsterdam negen man bijeen en namen het initiatief voor een eerste reis naar Indië. Het waren: Hendrik Hudde, Reinier Pauw, Pieter Hasselaar, Arent ten Grootenhuis, Hendrik Buyck, Syvert Sem, Jan Poppen, Jan Karel en Dirck van Os. Zij brachten geld bijeen (276.000 gulden) voor handelsgoederen, om schepen te bouwen en personeel aan te werven. Na de tocht werd alles van de hand gedaan, de specerijen verkocht en het personeel ontslagen: ze waren net uit de kosten gekomen. Aan het hoofd van deze tocht stond Cornelis de Houtman, als oppercommies of opperkoopman. De schepen:
Van de 249 opvarenden kwamen na een reis van twee jaar en vier maanden slechts 87 levend terug in patria, plus nog twee na een volgende reis
Zie verder bij: Eerste Expedities. |
Eerste Expedities Cornelis Houtman werd in 1592 naar Lissabon gezonden om in het geheim gegevens over de Indische handel te verzamelen. Zijn routebeschrijving had hij ontvangen van Jan Huygen van Linschoten. Op 2 april 1595 vertrok hij met 4 schepen (de koopvaarders 'Mauritius', 'Hollandia' en 'Amsterdam', en het kleine jacht 'Duyfken'.) van Texel, en bereikte 23 juni 1596 Banten. Door zijn gedrag joeg hij de bevolking tegen zich in het harnas. Vervolgens ging de tocht langs de noordkust van Java; ook op Madoera werd zonder reden geweld gebruikt. Op Bali lukte het beter om betrekkingen aan te knopen. Enkele bemanningsleden besloten zelfs om op Bali te blijven. Op 14 augustus 1597 bereikte hij Texel, zonder de 'Amsterdam', en met slechts 87 bemanningsleden van de oorspronkelijke 249. De opbrengst was nauwelijks lonend, maar een grote stap was gezet. Meer over deze eerste reis: zie Eerste Expeditie. Na Houtman vertrok er een 2e vloot van 8 schepen. In 1598 verlieten 5 expedities Holland en Zeeland: totaal 22 schepen: 13 schepen gingen om de Kaap en kwamen met wisselend succes terug; 9 gingen door de Straat Magelhaen: slechts één schip kwam in Indië aan: dat van Olivier van Noort, die via de Kaap terugkeerde en zo de eerste omzeiling van de aarde door een Nederlander voltooide. In 1601 gingen zelfs 4 expedities naar Indië: tezamen 31 schepen. De vloot van Van Neck is het eerste eskader geweest dat de Molukken bezocht, en meteen ging men handelsbetrekkingen aan. Een ander eskader werd verwelkomd door de sultan van Ternate, waar eveneens handelsposten werden gevestigd. Minder vriendelijk was de ontvangst op Madoera, vanwege de slechte ervaringen met Houtman, en ook in Atjeh, waar Houtman werd vermoord. De Portugezen probeerden eind 1601-begin 1602 hun macht te herstellen:
Overzicht van de Voorcompagnieën:
Zie ook: Reis naar Indië en VOC-Vaarten. |
Eerste gesprek tussen Van Mook en Soekarno 31 oktober 1945 vond plaats in Batavia. Behalve Van Mook en Soekarno waren aanwezig: P.J. Idenburg, Van der Plas, Soebardjo, Hatta, Amir Sjarifoeddin en Agoes Salim. Een rustig, ontspannen gesprek waarbij de beide kanten hun zegje deden (in het Nederlands): geen resultaten, maar wel een basis om verder te werken. Dit gesprek was tot stand gekomen onder zware Britse druk; de Nederlandse regering was er zeer op tegen, en wilde Van Mook ontslaan, maar Wilhelmina stond dit niet toe. Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963. |
Eerste officiële Brits-Nederlands-Indonesische besprekingen 13-30 maart 1946.
Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963. |
Eerste Oranje in Indië zie bij Prins Hendrik de Zeevaarder. |
Eis van de Heeren
XVII. Dit was een bestelling of order van producten die men in
Nederland wilde hebben. Er moest wel vooruit worden gedacht, want een
bestelling deed er gemakkelijk twee jaar over om Europa te bereiken.
Aanvankelijk werd de 'eis' apart opgesteld door de verschillende Kamers van de VOC; in 1734 werd dit door de Heeren XVII overgenomen. Vanaf 1756 nam voor het Chinese porselein de speciale 'Chinasche Commissie' de eissamenstelling over. Ook voor het textiel uit India werden speciale bestellingen gedaan, met opdrachten voor ontwerp, kwaliteit en hoeveelheden. Zie ook: VOC-Handel |
Elout, Cornelis Theodorus (1767-1841)
Minister van koloniën 1824-1829, conservatief, maar toch wilde hij wel particuliere Europese ondernemers, in tegenstelling tot Van den Bosch, die de ideeën van het Cultuurstelsel aanhing. Zie ook: Ministers van Koloniën. |
Ende-Flores hier zat Soekarno in ballingschap van 1934-1938. |
Engganoërs
Enggano is een kleine eilandengroep, ten westen van Zuid-Sumatra;
alleen het hoofdeiland, Kèfoe Kaikoekka of Eloppo, is bewoond. De overige
kleinere eilanden zijn onbewoond.
Eind 19e eeuw, aanvang 20e eeuw was het aantal Engganoers sterk afgenomen door allerlei ziektes en een laag geboortecijfer. Door de rijkdom van de natuur is er geen drang ingewikkelde cultures te ontwikkelen. Bewoonden ze eerst bijenkorfachtige woningen op hoge palen, later werden die ingewisseld voor Maleise woningen, al of niet op palen gebouwd. Bijzonder is, dat dit het eerste eiland was, dat de Nederlanders ontdekten in de archipel (5 juni 1596). De bevolking hing oorspronkelijk het animisme aan, maar aanvang 20e eeuw kwam aldaar de zending op gang. Hun taal wordt door ca. 1000 mensen gesproken (1981). Zie ook: Bevolkingsgroepen. |
Erevelden In
Indonesië zijn een aantal Nederlandse erevelden:
Menteng Pulo
Elders in Azië zijn de volgende erevelden:
In Australië:
Zie ook: Slachtoffers in het Nederlandse Leger. |
Erp Taalman Kip, Willem Frederik van (1824-1905), minister van koloniën (wnd.) in 1883. Zie ook: Ministers van Koloniën. |
Ethische Periode , naamgever is Pieter Brooshooft; als hoofdredacteur van "De Locomotief" schreef hij in 1901 "De ethische koers in de koloniale politiek". In de Troonrede van 1901 zei koningin Wilhelmina: "Nederland heeft een zedelijke roeping te vervullen". Hiermee was de Ethische Periode echt aangebroken |
Ethische Politiek
|
|
Behalve VOC-functionarissen was er geen Europese middenstand of hoge stand. Vrije Europese burgers waren handelaren, klerken, soldaten en zeelieden die hun tijd hadden uitgediend. Hun bestaan was veelal marginaal, en als ze al actief waren als handelaar zag de VOC ze als concurrenten en kwam deze met beperkende maatregelen. In de VOC-periode zien we de volgende cijfers:
Het feit dat er zoveel mensen niet teruggingen is veroorzaakt door het hoge sterftecijfer en de vele 'blijvers'. Bij gebrek aan Europese vrouwen namen de mannen vaak een njai, inheemse huishoudster, die veel meer was dan een bediende. Dit was lange tijd een geaccepteerd verschijnsel: aanstaande bestuursambtenaren werd dit zelfs aangeraden, want het was beter dan prostituees te bezoeken en/of te vluchten in de alcohol. Kinderen die uit deze band werden geboren werden wel 'voorkinderen' genoemd: ze gingen vooraf aan de kinderen van de latere Europese vrouw. Vanaf 1828 kon men die 'buitenechtelijke' kinderen erkennen, of zonder ze te erkennen laten inschrijven met de verplichting ze te verzorgen; dan kregen ze de omgekeerde achternaam van de natuurlijke Europese vader(bv.Vermehr wordt Rhemrev). Vanaf 1848 was het christenen in Indië toegestaan met een niet-christen te trouwen. In de loop der tijd nam het fenomeen van de njai langzaam af, vooral toen aan het einde van de 19e eeuw steeds meer Europese vrouwen naar Indië gingen, en de Nederlandse normen en waarden deze gang van zaken steeds minder accepteerden. Met de opkomst van actieve particulieren na het Cultuurstelsel groeide de Europese bevolking flink:
Verhouding Nederlandse mannen en vrouwen:
Zie ook: Europese vrouwen in Indië en VOC-Politiek |
Europese
vrouwen in Indië
In de beginperiode van de VOC vond men het wenselijk dat het personeel door de echtgenote werd vergezeld. Om ongehuwde mannen een kans te geven, werden ongehuwde meisjes naar Indië gezonden (in 1609 al 36), om een echtgenoot te vinden. Zij werden "dochters van de Compagnie" genoemd. Maar meestal kwamen deze meisjes slecht terecht. J.P. Coen wilde toen alleen burgergezinnen later overkomen, of ongehuwde meisjes, die een strenge opvoeding hadden genoten in een weeshuis. Dit gebeurde toen op kleine schaal, maar het aantal nam af door de ontberingen van de zeereis en door de vaak voorkomende tropische koortsen in Batavia. Er begon tegenstand te ontstaan tegen deze vrouwenimmigratie:
Waren J.P.Coen en P.Both nog voorstanders van de vrouwenimmigratie, Hendrick Brouwer, Cornelis van der Lijn, Carel Reyniersz en Joan Maetsuyker hadden een tegengestelde mening, die in 1652 het definitieve standpunt werd van de VOC; nu werd juist een Aziatisch vrouw aangeraden. Alleen de mannen in de hoogste rangen werd het toegestaan hun vrouw uit Nederland mee te nemen. Maar vele gouverneurs-generaal waren gehuwd met Nederlandse vrouwen die nog nooit in Nederland waren geweest, en vaak Aziatisch bloed hadden. In de Bataviase Statuten in 1642 waren ter regulering van de relatie tussen Europese mannen en Aziatische vrouwen o.a. de volgende punten opgenomen:
Toch bleef het concubinaat nog lange tijd geaccepteerd, in tegenstelling tot kolonies elders in de wereld waar het katholicisme (van de Spanjaarden en Portugezen) de boventoon voerde, waar juist op het huwelijk werd aangedrongen. Verder waren de hogere posities in de VOC veelal alleen te bereiken voor in Nederland geboren mannen. Naar verhouding huwden zowel mannen als vrouwen meer dan eens:
Onderlinge familierelaties van de huwelijkskandidaten kwamen veelvuldig voor:
Zonen gingen meestal naar Nederland, voor verdere opvoeding en studie. De meisjes bleven in Indië, en huwden daar. Zie ook: Europese mannen in Indië. |
Excessennota 1969, zie bij Oorlogsmisdaden-onderzoek '45-'49 |
Extirpaties Om het monopolie van de VOC op de Molukken te handhaven, werden 'Hongi-tochten' gehouden om de aanplanten, die volgens de VOC niet legaal waren, te vernietigen. |
Terug naar de startpagina |