Terug naar de startpagina
Cacao kwam al lang op Java voor. Pas in de eerste helft van de 19e eeuw ontstonden de eerste kleine cacao-tuinen. Omdat rond 1880 door ziektes de koffiecultuur achteruit liep, ging men naast de koffie cacao verbouwen. Maar een hoge vlucht heeft de cacaocultuur niet genomen.

Cacao

Camphuys, Joannes (1634-1695)

  • In 1655 kwam hij in Indië, en begon als klerk bij de algemene secretarie in Batavia.

  • Vanaf 1670 was hij drie keer  'opperhoofd' in het Japanse Deshima.

  • In 1677 was hij terug in Batavia; werd secretaris van de regering en werd als diplomaat ingezet i.v.m. de problemen in Banten, waarna de VOC het monopolie had op de peperhandel, en Banten in verval raakte. 

  • Zijn tijd van gouverneur-generaal (1684-1691) was een periode van vrede, behalve de opstand op Java onder leiding van Soerapati. De van de grote expansies was voorbij. Hij was bekend als beschermer van wetenschappers.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Capellen, Godert Alexander Gerard Philip, baron van der (1778-1848); Gouverneur-generaal 1816-1826.

 

  • 1803: promoveerde in de rechten en staatswetenschappen na studie in Göttingen en Utrecht
  • 1808: Lodewijk Napoleon benoemde hem tot commissaris en daarna tot landdrost over de delen van Oost-Friesland die bij het Koninkrijk Holland waren gekomen
  • 1809: minister van Eeredienst en Binnenlandse Zaken
  • 1810-1813: Koninkrijk Holland is ingelijfd bij Frankrijk; hij was hier sterk tegen en wilde daarom geen openbare functie
  • 1814: na de omwenteling werd hij door Koning Willem I tot Commissaris-generaal benoemd, samen met C.Th. Elout en A.A. Buyskes, om de koloniën van de Engelsen over te nemen. Tegelijk werd hij Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië,  opperbevelhebber van land- en zeemacht ten oosten van Kaap de Goede Hoop, en Secretaris van Staat van het Departement voor de Zaken van Koophandel en Koloniën.
  • Door het hernieuwde optreden van Napoleon (Elba en Waterloo), werd het vertrek vertraagd en nam hij nog deel aan het Wener Congres
  • 1816 in Batavia en vond de overdracht plaats
  • 1823 alle huurcontracten landerijen vervallen: één van de oorzaken van de Java-oorlog
  • 1824 op Ambon: opheffing specerijen-monopolie, en einde hongi-tochten
  • de nieuwe functie van assistent-resident kwam tot stand.

Aan het einde van zijn periode brak de Java-oorlog uit, wat de zwakke financiële situatie verder verergerde. Koning Willem I was niet tevreden over zijn onwelwillende houding ten opzichte van de Nederlandsche Handel Maatschappij, die net (1824) was opgericht.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Ministers van Koloniën.

Capitulatie van Japan vond plaats op 15 augustus 1945

Cargazoenen, dit betreft de ladingen van de (VOC-)schepen.

Carpentier Alting, H. directeur Binnenlands Bestuur, 1916-1919,

Carpentier, Pieter de (1586-1659)

Hij ging in 1616 naar Indië als opperkoopman. In 1619 kwam hij in de Raad van Indië. Met J.P.Coen vertrok hij vanaf de Molukken om het belegerde Jacatra met 16 schepen te ontzetten. 

Gouverneur-generaal, 1623-1627. De invoering van algemene belastingen vond plaats. Hij wist goede banden te onderhouden met de vorsten van Bantam en Matara. In Batavia liet hij een schoolgebouw zetten, riep de eerste weeskamer in het leven, stelde een Kerkordening samen en begon met de bouw van een nieuw stadhuis, dat tevens dienstdeed als kerk. Tevens maakte hij nieuwe voorschriften voor de politie en de rechtspraak, en werd de inter-Aziatische handel geactiveerd. Op Formosa werd fort Zeelandia een steunpunt, nadat de directe handel met China was mislukt.

Terug in Nederland was hij bewindhebber van de VOC.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Cartografie Voordat de eerste expedities van Nederlanders naar de Oost vertrokken was er al veel informatie verkregen. Aanvankelijk maakte men gebruik van 'leeskaarten', waarin de ervaringen van voorgangers waren genoteerd; een vervolg was de 'paskaart', een visuele versie van de leeskaart.

Vanaf 1616 verplichtte de VOC formeel dat alle schriftelijke bescheiden van een reis na thuiskomst moest worden overhandigd. Met deze gegevens konden o.a. nieuwe kaarten worden samengesteld.

Vanaf 1619 had VOC-Amsterdam een speciale kaartenmaker in dienst.

Tevens in 1619 kreeg de VOC van de Staten-Generaal het monopolie t.a.v. publicatie van kaarten en materiaal van de Oost. De meeste van de tienduizenden kaarten zijn bijna allen in eigen beheer gemaakt, na Amsterdam ook door andere Kamers, na Batavia ook in Zuid-Afrika en op Ceylon.

Vanaf 1623 waren kaartenmakers in Batavia actief i.v.m. de inter-Aziatische vaarten.

In 1655 besloten de Heeren XVII dat de vier hoofdofficieren op de schepen bij vertrek de lijsten moesten ondertekenen waarop de kaarten en andere navigatiemiddelen stonden vermeld, vanwege de hoge kosten en om de geheimhouding te bevorderen. Deze lijsten werden na aankomst in Batavia gecontroleerd, omdat steeds bleek dat kaarten verdwenen. Uit onderzoek is gebleken dat op elk schip ongeveer 30 tot 34 op perkament getekende kaarten aanwezig waren.

Slechts enkele duizenden kaarten zijn bewaard gebleven; zelf zal de VOC verouderde kaarten hebben vernietigd; veel meer materiaal is verloren gegaan door verwaarlozing en diefstal; bovendien zijn na het einde van de VOC de overheden niet zorgvuldig met de kaarten omgegaan en verdween vanaf 1810 (de inlijving van Nederland bij Frankrijk) veel materiaal naar Parijs.

Op de vaste routes werd perkament gebruikt, omdat het vele jaren en vele reizen mee moest gaan. Maar ook kaarten op papier werden veelvuldig gebruikt.

Hieronder een aantal van de personen die in dit opzicht van groot belang zijn geweest:

  • Lucas Jansz Waghenaar, die de leeskaarten en paskaarten samenvoegde in zeemansgidsen: 'Spieghel der Zeevaerdt' (1584) en 'Thresoor der Zeevaert' (1592).
  • Peter Plancius (1552-1622), predikant en geograaf; hij verzamelde vele buitenlandse kaarten, en tekende met de gegevens nieuwe kaarten.    Hij was één van de mensen die de reis om de Noord voorbereidde (Nova Zembla). Persoonlijk onderwees hij de schippers over de te maken tocht naar de Oost.
  • Jan Huygen van Linschoten verkreeg veel informatie door met de Portugezen naar India te varen, om later de gegevens aan de Indië-gangers door te spelen.
  • Willem Jansz Blaeu (1571-1638) bracht in 1608 de zeeatlas 'Het Licht der Zeevaert' uit, terwijl zijn zoon Joan (1596-1673) in 1664-1665 de 'Groten Atlas oft wereltbeschrijving' publiceerde. Beiden waren in dienst van de VOC. 
  • Johannes van Keulen erfde van de familie Blaeu en bracht vanaf 1680 de zich steeds uitbreidende edities van de 'Nieuwe Groote Lichtende Zee-fackel' uit. In 1753 bracht de firma Van Keulen het zesde en laatste deel uit.

In de 17e eeuw was Nederland (de VOC) toonaangevend geweest op het gebied van de cartografie. In de loop van de 18e eeuw liepen correctheid en  nauwkeurigheid terug: tijdgenoten begonnen de voorkeur te geven aan buitenlandse uitgaven. 

Zie ook bij: Navigatie.

Cassave In de 16e eeuw brachten de Portugezen de cassave over van Zuid-Amerika naar de westkust van Afrika, en vandaar naar Oost-Azië. Cassave kreeg gemakkelijk een plaats naast de andere knolgewassen dankzij de eenvoudige cultuur en de mogelijkheid om de aanplant aan te houden, als reserve in tijden van voedselschaarste. 

Oogst is mogelijk tussen de 9 en de 36 maanden. Vanwege het aanwezige zetmeel wordt het, naast rijst en maïs, gebruikt als hoofdvoedsel. De knollen kunnen ook worden verwerkt tot tapiocameel, dat wordt gebruikt in de textielindustrie, bij papierfabricage, voor voedseldoeleinden en voor de bereiding van kleefstoffen.

CCKP zie Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier initiatief

Celebes (Sulawesi) (eiland van de 4 armen). Vindplaats van nikkel

-In het hoogland wonen de Toradja's

-Boeginezen (zeevarend volk)

Hindoe-beschaving tussen de 2e en de 15e eeuw; Java en Sumatra hadden toen nauwelijks invloed op Celebes. Vanaf eind 16e eeuw bekeringen tot islam. De Portugezen kwamen er, kort na de verovering Malakka 1511. Zij vestigen zich in Makassar, de hoofdstad van Goa (Gowa)

Begin 17e eeuw komen de Nederlanders. Vanaf 1666 zijn er de Makassar-oorlogen; VOC- admiraal Speelman verslaat samen met de Boeginese prins Aroeng Palakka uit Bone de sultan Hasanoeddin van Goa en maakte zo een einde aan de 'smokkel' van specerijen. In 1667 volgde het Verdrag van Boengaya, dat de erkenning inhield van de monopolie-positie van de VOC. In 1669 viel Makassar definitief.

Tijdens de periode Raffles is er verzet tegen de komst van de Engelsen, waarop in 1814 een expeditieleger wordt gestuurd: de rust keerde enigszins terug. In 1819 bij de terugkeer van de Nederlanders gaat het weer mis, vooral door het verzet van de Boeginezen van Bone. Er worden "Bonische Expeditiën" gehouden in 1859 en 1860, maar het verzet wordt pas echt gebroken tijdens de 'expeditiën' van 1905 en 1906 en is Celebes definitief onder Nederlands gezag. Na de Tweede Wereldoorlog, van december 1946 tot maart 1947 brengt Raymond Westerling op brute wijze een einde aan het Republikeinse verzet. In 1946 vind in Malino een conferentie plaats, om tot een stichting te komen van "Oost-Indonesië", dat een federatie zou gaan vormen samen met Java-Sumatra in de VIS = De Verenigde Staten van Indonesië.

Zie ook: Bevolkingsgroepen en Grensbepaling van Nederlands-Indië.

Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier initiatief (CCKP) 1950. Deze organisatie nam de geestelijke en maatschappelijke zorg op zich van de Indische Nederlanders die naar Nederland kwamen. Het was een samengaan van kerken en organisaties als 'Pelita', 'Nibeg' en 'Nederland helpt Indië'. De Nederlandse overheid nam de materiële zorg op zich.

De sterke kant van het comité was dat zij bij 'Den Haag' sterk aandrong ruimhartiger te zijn bij de verzoeken om de status van repatriant, en dat de zorg voor deze groep mensen langer moest duren dan tot men een eigen woning had.

In 1968 werd het CCKP opgeheven. Het bezwaar vanuit Den Haag was, dat zij meende dat het CCKP het anderszijn van de Indische Nederlanders  accentueerde, terwijl de politiek juist op assimilatie was gericht.

Vanaf 1965 werd het maatschappelijk werk overgedragen naar algemene instellingen.

Zie ook: Repatriëring.

Ceylon

Het eiland ten zuiden van India (nu Sri Lanka) was een VOC-locatie en een van de weinige locaties waar de VOC tot territoriaal gezag kwam. (zie kaart)

  • In 1505 landden de Portugezen op Ceylon en breidden gestaag hun invloed uit. Zo bouwden zij in 1517 een vesting in Colombo.
  • Vanaf 1602 had de VOC contact met de koning van Kandy, die om hulp vroeg tegen de Portugezen. Doch de VOC was nog niet bij machte deze hulp te bieden
  • 1612 sluit de VOC met koning Senerat van Kandy een verdrag: naast grote financiële voorrechten in Ceylon krijgt de VOC de havenstad Kottiyar aan de oostkust, in ruil voor de te geven steun tegen de Portugezen; doch ook nu acht de VOC zich nog niet sterk genoeg
  • 1636 vraagt de nieuwe koning Raja Sinha opnieuw om hulp: de VOC wordt al actiever in de strijd tegen de Portugezen: succes in de Molukken, jaarlijkse blokkade van Malakka vanaf 1633 en in 1636 start van de blokkade van Goa (India).
  • 1638 helpt de koning de VOC met de verovering van Batticaloa (oostkust) op de Portugezen. Er komt een verdrag met de koning: de VOC geeft materieel en manschappen en krijgt daarvoor het monopolie op de voornaamste producten van Ceylon met uitzondering van olifanten
  • 1639 valt Trincomalee in handen van de VOC.
  • 1640 valt Negombo door een gezamenlijke aanval van Ceylonezen en de VOC. Tevens verovert de VOC Galle, waardoor de kaneelgebieden in de binnenlanden onder haar controle komen. Gouverneur Coster gaat naar de koning van Kandy voor nieuw overleg. Door een zeer ontactisch optreden aldaar wordt hij vermoord. Nog in 1640 heroveren de Portugezen Negombo.
  • 1644 is Negombo terug in handen van de VOC.
  • 1645 sluiten Portugal en de VOC een wapenstilstand over Ceylon; bij de onderhandelingen voert Joan Maetsuijker de VOC-delegatie aan.
  • 1649 wordt het verdrag van de VOC met Kandy herzien: het behoud  door de VOC van hun op de Portugezen veroverde bezittingen wordt afhankelijk gemaakt van de betaling door de koning van de bedragen die hij aan de VOC verschuldigd was.
  • 1652 hervat de VOC de strijd tegen de Portugezen
  • 1656 geven de Portugezen in Colombo zich over. Nu verovert Rijckloff van Goens het noordelijk deel van Ceylon
  • 1658 worden de Portugezen definitief van Ceylon verdreven.
  • 1664/1670 vielen de havens aan de oostkust Trincomallee en Batticaloa in VOC-handen, waardoor de gehele kust werd beheerst. Landinwaarts verdubbelde de VOC haar gebied
  • Vanaf 1670 gaat de koning van Kandy weerstand bieden en herovert hij gebied. Deze strijd leidt tot grote kosten voor de VOC
  • 1679 hersteld de nieuwe gouverneur Laurens Pijl de goede betrekkingen met Kandy.
  • 1760-1766 oorlog met Kandy. De koning herovert Matara aan de zuidkust. De VOC trekt het binnenland in: grote verliezen en geen succes. In 1765 valt de VOC Kandy binnen en de koning vlucht. In 1766 wordt de strijd beëindigd met een verdrag dat het territoriale gezag van de VOC in de kuststreken formeel bevestigt.
  • 1795 schrijft de naar Engeland gevluchte Willem V dat alle Nederlandse gebieden buiten Europa moeten worden overgedragen aan de Engelsen, om te voorkomen dat ze in Franse handen vallen.
  • 1796 is Ceylon in Britse handen
  • 1802 Vrede van Amiens: Ceylon komt definitief onder Brits gezag.

 

De belangrijkste VOC-vestigingen:

  • Colombo (1656-1796), bestuurscentrum, residentie van de gouverneur, hoofdcomptoir. Product: kaneel. Er was een kasteel.
  • Galle, bestuurscentrum van 1640-1656; bestuur in handen van een commandeur. Galle was een hoofdcomptoir en het vertrekpunt van de retourvloot, die bij Kaap de Goede Hoop zich samenvoegde met de vloot uit Batavia. Het fort van Galle moest voor de verdediging zorgen. 

Het fort van Galle

  • Jaffna(patnam), vanaf 1658, hoofdcomptoir en een commandement. Producten: katoenen kleding, parels, olifanten. Fort: o.a. Hammenhiel.
  • Tuticotin, vanaf 1658, comptoir. De handel betrof vooral parels.
  • Trincomalee, vanaf 1639, comptoir. Producten: kaneel, kleding, parels, hout en areek (genotmiddel). In de directe omgeving zo'n zes forten, o.a. Frederick en Oostenburgh.
  • Matara, comptoir. Producten: kaneel en olifanten. Fort Starfort.
  • Kalpitya, comptoir. Het fort moest het kaneelmonopolie van de VOC in stand houden.
  • Cape Comorin (Caab Commorijn), comptoir. Van hier werden veel goederen verscheept.
  • Nagercoil (Cotatte), comptoir
  • Cuddalore (Tengapatnam) in Zuid-India, vanaf 1608. Inkoopplaats van lijnwaten.
  • Mannar (eiland vlakbij zuidkust India), vanaf 1658. Producten: parels, katoen, kleding, vis, rode verfstof voor kleding en olifanten. Fort Mannar.
  • Cochin: viel vanaf 1663 onder de locatie Malabar: zie aldaar.

De Gouverneurs van Ceylon:

  • 1640          Willem Jacobsz. Coster
  • 1640-1646  Jan Thijssen (Payart) (zie hem ook bij Malakka)
  • 1646-1650  Joan Maetsuyker
  • 1650-1653  Jacob van Kittensteyn
  • 1653-1662  Adriaan van der Meijden
  • 1662-1663  Rijcklof van Goens
  • 1663-1664  Jacob Hustaert (zie hem ook bij Coromandel)
  • 1665-1675  Rijcklof van Goens (2e periode)
  • 1675-1679  Rijcklof van Goens de jonge
  • 1679-1692  Laurens Pijl
  • 1692-1697  Thomas van Rhee (zie hem ook bij Ceylon)
  • 1697-1702  Gerrit de Heere (zie hem ook bij Japan)
  • 1703-1707  Mr. Cornelis Jan Simonsz.
  • 1707-1716  Hendrik Bekker
  • 1716-1723  Mr. Isaak Augustijn Rumph
  • 1723-1726  Johannes Hertenberg (zie hem ook bij Malabar)
  • 1725-1726  Johan Paul Schagen (waarnemend)
  • 1726-1729  Mr. Pieter Vuyst (zie hem ook bij Bengalen)
  • 1729-1732  Stephanus Versluys
  • 1732          Wouter Hendriks (zie hem ook bij Malabar)
  • 1733-1736  Mr. Diederik van Domburgh
  • 1736-1740  Gustaaf Willem (baron) van Imhoff
  • 1740-1742  Willem Maurits Bruininck
  • 1742-1743  Daniel Overbeek
  • 1743-1751  Julius Valentijn Stein van Gollonesse (zie hem ook bij       Malabar)
  • 1751-1752  Gerard Johan Vreelandt
  • 1752-1756  Joan Gideon Loten
  • 1756-1761  Jan Schreuder (zie hem ook bij Suratte)
  • 1761-1765  Lubbert Jan van Eck (zie hem ook bij Coromandel)
  • 1765-1785  Mr. Iman Willem Falck
  • 1785-1794  Willem Jacob van de Graaff (zie hem ook bij Suratte)
  • 1794-1796  Johan Gerard van Angelbeek (zie hem ook bij Malabar)
Cheribon 

Op Java was deze VOC-locatie.

Er was een comptoir en had de status van residentie in de VOC-periode. Producten: koffie en peper. Ter verdediging was er het fort van Cheribon

China De VOC kon zich in China niet zo vrijelijk gedragen zoals ze dat deed in Zuidoost-Azië. Plaatsen waar de VOC o.a. actief was:
  • Amoy (of Xiamen)
  • Canton, pas vanaf  1728 (toen andere Europeanen haar allang waren voorgegaan). Comptoir van 1749-1803. Producten: thee en porselein.
  • Hoksieu (Fuzhou), comptoir na 1662. Handel van porselein en zijde.

Pogingen die zijn ondernomen:

  • De eerste reis naar China werd ondernomen door Jacob van Neck (1601 vertrokken), doch hij kreeg geen kans tot contact, laat staan tot handel. 
  • In 1604 doet Wijbrand van Waerwijck een serieuze poging op Pescadores, maar hij moet zich terugtrekken. 
  • In 1607 doet Cornelis Matelief een poging rond Kanton, doch de dreiging van Portugese schepen is te groot. 
  • In 1622 was er een serieuze actie, in opdracht van J.P. Coen: Macao werd aangevallen, maar de afloop was vernederend. Men zette de tocht voort naar Pescadores, en wilde er een fort bouwen
  • In 1624 vielen Chinese troepen Pescadores aan en de VOC moest vertrekken, en wel naar Formosa.
  • In 1662 viel 'Zeelandia' op Formosa

Pas toen drong het definitief tot de VOC door dat de Chinezen niet tot handel gedwongen konden worden, bovendien werden in 1666 alle handelsprivileges door de Chinezen ingetrokken. De handel met China was trouwens al nauwelijks mogelijk vanwege de enorme bureaucratische en administratieve rompslomp. 

  • De VOC liet nu de handel aan anderen over
  • Pas in 1676 kwam er weer handel op gang naar Kanton en Fuzhou (Foochow): vanwege interne strijd in China hadden opstandelingen behoefte aan oorlogsmaterieel, zoals lood, zwavel en salpeter.
  • Tot 1690 werd handel voortgezet langs de Chinese kust om vervolgens weer stopgezet te worden, opnieuw vanwege de vele beperkingen
  • 1728-1729 werd de handel hervat, meestal uitgevoerd door Chinese jonken.

Chinezen vormden al eeuwenlang een minderheidsgroep in Indië en waren zeer belangrijk voor de logistiek en de infrastructuur. De toestroom kwam pas echt op gang na de afschaffing van de slavernij, toen de vraag naar goedkope arbeidskrachten groot was. De Volkstelling van 1930 laat de volgende gegevens zien van Chinezen in Nederlands-Indië:

  • Hokkinans (Amoy-Chinezen): 555.000 (is 47% van alle Chinezen). Zij maken 65% van alle Chinezen op Java uit, en 29% in de Buitengewesten. Zij oefenden veelal het beroep van handelaar uit.
  • Hakka's (Keh-Chinezen): 200.000. Op Java vormen zij 13% van alle Chinezen, en 21% in de Buitengewesten. Ze waren vooral te vinden in het kleinbedrijf: schoenmaker, rotanvlechter, blikslager.
  • Kwongfoe's (Macao-Chinezen): 136.000. Op Java 7%, Buitengewesten 16%. In de fijnere kleinbedrijven vonden zij hun werk, als goudsmeden, kleer- en meubelmaker.
  • Tio-tsjoe's (Swatow-Chinezen): 88.000. Java 1%, Buitengewesten 14%. Meestal als koelies werkzaam.
  • Andere Chinezen: 200.000. Deze groep maakte 17% van alle Chinezen uit.

Bij de Nederlanders in Nederlands-Indië sprak men vaak van Baren en Oudgasten: zo ook bij de Chinezen:

  • sinkèh's zijn de nieuwelingen, of orang baroe. Dit zijn volbloed Chinezen.
  • peranakan (-tjina) zijn de blijvers. Vaak was er sprake van vermenging met Indisch bloed. Chinese mannen trouwden wel of niet met inlandse vrouwen, maar de kinderen hieruit geboren gingen voor Chinezen door, omdat de traditie werd voortgezet in de mannelijke lijn.

Vanuit het moederland China werd per periode verschillend gereageerd op deze migranten:

  • In de periode van het Chinese keizerrijk werd in 1728 bepaald: wie naar het buitenland was gegaan werd voor eeuwig verbannen, en op terugkeer werd de doodstraf gesteld. Deze bepaling werd pas in 1893 ingetrokken.
  • Onder de Chinese republiek (vanaf 1912) werd het wezenlijk anders, want de emigranten bleven Chinese onderdanen.

Zie ook: Bevolkingsgroepen

Chinezenmoord 1740 Op vele jonken die uit China kwamen met thee arriveerden tegelijkertijd arme meegereisde Chinezen. Aanvankelijk was er werk in de suikerindustrie, doch de suikermarkt stortte in. Door het grote aantal en door verpaupering van dezen werd de veiligheid in Batavia en omstreken in gevaar gebracht. De Indische regering bepaalde dat alleen Chinezen met een 'permissiebriefje' zich in 't Compagniegebied mochten ophouden. Toen dit niet hielp werd besloten dat Chinezen zonder middel van bestaan naar de Kaap of Ceylon zouden worden gevoerd. Maar de problemen werden toch groter. In juli 1740 besloot de regering alle verdachten, met of zonder permissiebriefje, gevangen te zetten en te ondervragen. Bovendien stak het gerucht de kop op dat zij die naar de Kaap of Ceylon vervoerd werden in volle zee overboord gegooid zouden worden. Toen besloten vele Chinezen Batavia te verlaten. In de nacht van 8 op 9 oktober deed een grote bende gewapende Chinezen een aanval op één van de poorten van Batavia, die werd afgeslagen. De 9e oktober brak er brand uit in enkele Chinese huizen, waarop paniek uitbrak onder de Europeanen en de plunderingen van Chinese huizen een aanvang nam. Hieruit ontwikkelde zich een algemene roof- en moordpartij, waarbij de Chinezen binnen de poorten het slachtoffer werden. De regering raakte ook in paniek en Gouverneur-generaal Valckenier gaf zelfs het bevel alle Chinezen te doden. Pas 11 oktober besloot de regering op te treden tegen plunderaars.

Het dodental van 10.000 Chinezen wordt vaak genoemd. Circa de helft van de slachtoffers viel binnen de muren van de stad: volgens het 'sommarium'  (de statistieken) woonden er aanvang 1740 4199 Chinezen in Batavia. De anderen waren de slachtoffers die buiten de muren verkeerden en daar hun leven lieten. 

De overlevenden vielen de havens van de VOC aan, met steun van de Mataram. Toen de Madoerezen zich aan de kant van de VOC schaarden, betekende dit het einde van de opstand. Hierna bloeide de jonkenhandel al snel weer op, evenals de suikerproductie.

Zie ook Valckenier en Imhoff.

Christendom in de Indische Archipel
  • De eerste missionarissen, Franciscanen, verbleven op Sumatra in de 13e en 14e eeuw, op reis naar Mongolië en China.
  • Na 1511 vestigden de Portugezen zich op Ambon en Ternate. Spanjaarden kwamen vanuit de Philippijnen en vestigden zich van 1606 tot 1663 op Ternate.
  • Formeel werd in 1609 het protestantisme door de Nederlanders als enige ware godsdienst erkend.
  • In 1806 schreef koning Lodewijk-Napoleon in zijn instructies aan de Gouverneur-generaal dat gelijkheid van godsdienst ook in Nederlands-Indië van toepassing was. In 1807 trad deze instructie in werking, en in 1808 verschenen de eerste priesters weer in Indië.
  • Via het Regeringsreglement, artikel 123 (1854) en later in artikel 177 van de Indische Staatsregeling (1928)  kwam een regeling tot stand, die "dubbele zending" moest voorkomen: een bepaalde streek werd toegewezen aan de rooms-katholieke missie of aan de protestante zending
Aantallen:
  • eind 18e eeuw waren er ca. 70.000 inlandse Christenen,
  • begin 20e eeuw ca. 450.000,
  • 1931/1932 ca. 870.000
  • heden maken de Christenen ca. 9% uit van de bevolking (ca. 18 miljoen), 1/3 rooms-katholiek, 2/3 protestant

Zie ook: Missie, Zending en Godsdienst

Clifford, jhr. Gerard George (1779-1847), minister van koloniën (wnd.) 1830-1834

Zie ook: Ministers van Koloniën.

Cloon, Dirk van (1684-1735) 

  • In Batavia geboren, ging hij op jonge leeftijd naar Nederland, en volgde de rechtenstudie in Leiden.

  • In 1706 vertrok hij naar Indië en was o.a. opperhoofd in Sadraspatnam (Coromandel). Hier kreeg hij een conflict met de gouverneur Adriaan de Visser: hij kreeg de schuld van de slechte kwaliteit van geleverde producten, en kon  in 1717 naar Batavia en Nederland terugkeren.

  • In Amsterdam slaagde Van Cloon er in de bewindhebbers te overtuigen dat niet hij, maar De Visser de schuldige was. De laatste werd ontslagen en Van Cloon in ere hersteld.

  • In 1723 wordt hij gouverneur van Coromandel

  • In 1724 werd hij buitengewoon lid van de Raad van Indië

  • Hij was de eerste Indo-europeaan als gouverneur-generaal (1732-1735) 

  • Voor de muren van Batavia ontstonden visvijvers, waardoor de malaria flink de kop opstak, waarvan hij zelf ook slachtoffer werd.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Coca uit het gedroogde blad van de coca wordt cocaïne bereid, die gebruikt wordt in pijnstillende middelen. Vóór de Tweede Wereldoorlog verzorgde Nederlands-Indië 1/6 van de wereldexport

Coen, Jan Pieterszoon (1587-1629); Op 13 jarige leeftijd vertrok hij naar Rome, waar hij op het kantoor van een Zuid-Nederlandse koopman kennis maakte met de moderne manier van boekhouden. 

In 1607 maakte hij zijn eerste reis naar Indië en in 1612 ging hij al als commandeur van twee schepen. In 1613 wordt hij aangesteld als boekhouder-generaal van alle kantoren. Tweemaal was hij Gouverneur-generaal: 1619-1623 en 1627-1629. Hij vestigde forten in de archipel, en trachtte de Portugezen en Engelsen zijn gezag op te dringen. Hij verplaatste het hoofdkwartier van de VOC van Banten naar Jacatra, waar hij een versterking bouwde. Als het tot een strijd komt met een twee keer zo grote Engelse vloot, moet hij door kruitgebrek versterking gaan halen op de Molukken. Bij terugkomst (na maanden!) is de versterking te Jacatra nog in Nederlandse handen. Coen bestormt en verwoest daarop de stad Jacatra. Op de puinhopen wordt een nieuwe stad gebouwd: Batavia. In 1621 keert hij terug naar Banda (zie aldaar),nu in de functie van Gouverneur-generaal en het merendeel van de ca. 15.000 inwoners wordt verdreven of vermoord. Tussen 1623 en 1627 maakt hij een ontwerpreglement voor de Indische handel, waarbij ruimte is voor particulieren in handel en landbouw, om zo het aantal kolonisten te vergroten. Tijdens het beleg van Jacatra door Mataram komt hij te overlijden. Door zijn optreden in de archipel vestigde hij de basis voor het Nederlandse gezag voor de toekomst.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Cokroaminato, H.O.S. leider Syarit Islam

Colijn, Hendrikus (1869-1944). 

in Atjeh    minister-president

Hij was betrokken bij de expeditie naar Lombok (1894), en onder Van Heutz bij de Atjeh-oorlog (vanaf 1904).

  • -minister van koloniën, 1925(ad interim) en 1933-1937.
  • -minister-president in vijf kabinetten, in de periode 1925 – 1939

Politieke richting: ARP. Op de 15de mei 1940 keurde hij de ‘vlucht’ van de regering, met name die van de Koningin, af . Hij publiceerde eind juni 1940 een brochure, waarin hij de val van Engeland onvermijdelijk noemde en een nederlaag van Duitsland buiten ‘de grens der mogelijkheden’ stelde. Enkele weken later herriep hij zijn uitspraken en gaf sindsdien steun aan de clandestiene verzetsbeweging. Na de Duitse inval in Sovjet-Unie (juni 1941) werd hij gearresteerd en stierf in gevangenschap.

Zie ook: Ministers van Koloniën.

Combined Striking Force 1942 een zeemacht onder bevel van Schout-bij-Nacht K.W.F.M Doorman. Vice-admiraal C.E.L. Helfrich stuurde Doorman in de Javazee op de Japanners af, waarbij deze op 27 februari 1942 ten onder ging.

Comité Angkatan Baroe (Nieuwe Generatie) Hierin gingen de verschillende Pemoeda-groeperingen in het voorjaar van 1945 samen. Doel was om tot een zo snel mogelijke onafhankelijkheid te komen.

Comité tot de zaken van de Oost-Indische handel en bezittingen ingesteld in 1796 in de eindfase van de VOC om een nieuw koloniaal bestuur in te voeren dat overeenstemde met de grondbeginselen van de nieuwe Bataafse Republiek: in naam bestond de VOC nog, maar dit comité  was reeds een overheidsbestuur. Het Comité bestond uit 21 man; de meest invloedrijke persoon was mr. Samuel Iperusz. Wiselius. Het Comité bevatte een aantal departementen: defensie, huishoudelijk bestuur, handel/equipage en financiën. 

Vanaf 1800 was de leiding in handen van de Raad der Aziatische bezittingen en etablissementen.

Zie ook: Ministerie van Koloniën

Commissaris(sen)-Generaal titel van één of meer hoogste regeringspersonen in Nederlands-Indië, met buitengewone macht bekleed en staande boven de Indische regering / Gouverneur-generaal, met een speciale opdracht in kritieke tijden.
  • 1678-1680: de eerste Commissaris-generaal was R. van Goens, hoewel hij (nog) niet boven de Indische regering stond
  • 1684-1691: Jhr. van Reede tot Drakestein, die de morshandel moest tegengaan; zijn werkterrein lag buiten Java (India), en betrof dus niet het hele gebied van Nederlands-Oost-Indië
  • 1791-1799: de Commissie-generaal bestond uit S.C. Nederburgh en S.H. Frijkenius; zij stonden wel boven de Indische regering, en hadden als taak de VOC te reorganiseren. Zij werden hierbij bijgestaan door gouverneur-generaal Alting en directeur-generaal H. van Stockum. Toen de laatste overleed werd deze vervangen door J. Siberg, de schoonzoon van Alting. Hun doel hebben ze niet bereikt door de behoudende invloed van Alting en Siberg, en door de belangrijke ontwikkelingen in Nederland: de Bataafse Republiek.
  • 1805-1806: C.H. van Grasveld en C.T. Elout; zij werden echter teruggeroepen door koning Lodewijk
  • 1814-1819: benoemd door Willem I en bestaande uit C.T. Elout, G.A.G.P. baron van der Capellen en A.A. Buyskes. Hun opdracht was de bestuursoverdracht met de Engelsen te regelen na het Tractaat van Londen 1814, en het instellen van een nieuw bestuur.
  • 1826-1830: L.P.G. burggraaf du Bus de Gisignies, met de opdracht een nieuwe opzet te geven aan Nederlands-Indië en het bestuur opnieuw in te richten; Du Bus' wilde meer ruimte geven aan particulieren in handel en landbouw.
  • 1833-1834: J. graaf van den Bosch, die het Cultuurstelsel startte en het bestuur wijzigde.
  • 1946-1948: bestaande uit Schermerhorn, Max van Poll en F. de Boer. De Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook werd hier aan toegevoegd. Hun opdracht was met Soekarno in onderhandeling te komen. Zie hiervoor ook bij: Commissie-generaal.

Zie ook: Bestuurlijke Topfuncties

Commissie Carpentier Alting 1918 zie: Commissie voor Staatkundige Hervorming 1918

Commissie Gooszen zie Marine in de 20e eeuw.

Commissie ter Voorbereiding van de Indonesische onafhankelijkheid 07-08-1945: Panita Persiapan Kemerdekaan Indonesia

Commissie tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid mei 1945 (Badan Penjelidik Oesaha-Oesaha Persiapan Kemerdekaan.) Voorzitter Radjiman Wediodinigrat.

  • Hier formuleerde Soekarno zijn Pancasila ("Vijf principes")
  • concept grondwet voor de nieuwe Republiek, met grote uitvoerende bevoegdheden voor de president
  • Malakka en Brits-Borneo moesten er ook bij horen
Commissie Umbgrove Naar aanleiding van kritiek op het Cultuurstelsel startte deze commissie in 1853 een onderzoek hiernaar. Haar conclusie was, dat er een algehele welvaartstoename was voor geheel Java, maar over de suikercultuur was zij zeer kritisch.

Commissie van Goede Diensten Ingesteld door de Verenigde Naties eind augustus 1947 na de 1e Politionele Actie . Zij bestond uit:

  • -de Amerikaan Frank P.Graham
  • -de Australiër Richard Kirby
  • -de Belg Paul van Zeeland.

De Commissie kwam 22 oktober 1947 aan in Batavia. Zij bereidde de besprekingen voor die gehouden werden op de USS Renville. Op 13 februari '48 vertrok Graham uit de Commissie, en werd vervangen door zijn landgenoot Coert Du-Bois, en deze later door H.Merle Cochran. Per 28 januari 1949 werd de naam gewijzigd in 'United Nations Commission for Indonesia'.

Commissie Visman 1940 of te wel: "Commissie tot bestudering van staatsrechtelijke hervormingen", bestaande uit:

  • voorzitter F.H.Visman (lid Raad van Indië), 

  • K.L.J. Enthoven (directeur van Justitie), 

  • R.A.A. Soejono (lid Raad van Indië), 

  • R. Soepomo (hoogleraar in het adatrecht aan de Rechtshogeschool), 

  • Todoenggelar Soetan Goenoeng Moelia ( lid van de Volksraad), 

  • W.F. Wertheim (hoogleraar Rechtshogeschool) , 

  • Ong Swan Yoe (lid van het College van Gedeputeerden van Oost-Java 

De opdracht luidde inderdaad 'bestudering van hervormingen', en niet het doen van voorstellen hiertoe. Gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer kondigde op 16 juni 1941 een Rijksconferentie aan, die zou gaan over de nieuwe structuren van het Koninkrijk, die pas kon plaatsvinden als de oorlog was afgelopen en de Staten-Generaal in Nederland weer zou functioneren. 

Werkwijze:

Schriftelijk èn mondeling zijn 147 representatieve figuren van letterlijk alle politieke groeperingen en partijen van de bevolking benaderd, inclusief GAPI.

Resultaten van het onderzoek:

  • de roep om zelfstandigheid is bij de gevraagde groeperingen uiteenlopend.
  • doch niet één stem sprak zich uit voor het verbreken van de banden tussen Nederland en Indonesië, uit internationaal-politiek en economisch oogpunt.

Opgekomen wensen:

  • meer Indonesiërs in hoge functies
  • verwijderen van de rassendiscriminatie zoals in kiesrecht, strafrecht en burgerlijk recht (het dualisme), maar ook in maatschappelijke discriminatie, veroorzaakt door de elitaire Nederlandse houding i.h.a. 
  • velen spraken zich uit voor de instelling van een Rijksraad, die boven de regeringen van Indonesië en Nederland stond
  • sommigen stonden een Statenbond voor, met lossere banden tussen Indonesië en Nederland

In feite is de Nederlands-Indonesische Unie, die van 1949 tot 1956 heeft bestaan, de Statenbond geweest die sommigen vóór de Japanse aanval voorstonden, maar die band was wel erg los.

Commissie voor Staatkundige Hervorming 1918 oftewel Commissie Carpentier Alting, ontstaan na de "Novemberbeloften" van 1918 door Gouverneur-generaal Van Limburg Stirum; Het rapport verscheen in 1920: Indië zou een zelfstandig onderdeel van het Koninkrijk moeten worden, en i.p.v de adviserende Volksraad rechtstreeks verkozen "Landstaten" met medewetgevende rol. Maar na meer ongeregeldheden (o.a. Garoet-affaire) werd de conservatieve druk vanuit Nederland groter, en kwam Van Limburg Stirum vrijwel alleen te staan. De nieuwe conservatieve minister van koloniën Simon de Graaff maakte een definitief einde aan de nieuwe ontwikkeling door de "Wet op de bestuurshervorming van Nederlandsch-Indië" in 1922.

Commissie-generaal. Een driemanschap dat Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook zou bijstaan in de onderhandelingen met de Republiek. Op 14 september 1946 vertrokken zij naar Batavia. De groep bestond uit: voormalig minister-president Schermerhorn, Max van Poll en F.de Boer. Van Mook werd het vierde lid van de commissie. Deze commissie:

  • had de vrijheid om tot overeenstemming te komen met de Republiek
  • doch de uiteindelijke verantwoordelijkheid had de regering in Den Haag.

Zie voor Commissie-generaal in het algemeen bij: Commissaris-generaal

Comptabiliteitswet 1864 Kwam onder Fransen van de Putte tot stand; deze wet bepaalde dat de Nederlandse regering voor alle Indische gouvernementsinkomsten en –uitgaven verantwoording schuldig was aan de Staten-Generaal, en de Indische begroting jaarlijks in het Nederlandse parlement werd behandeld. 

Bij wijziging van deze wet in 1912, op initiatief van de minister van koloniën Fock in 1907, werd Indië rechtspersoonlijkheid verleend, waardoor het o.a. zelf leningen kon aangaan.

Onder Gouverneur-generaal Fock kwam een nieuwe Comptabiliteitswet tot stand (in 1927 tot wet) die de financiën van moederland en kolonie scheidde. Hiermee kwam een officieel slot aan het begrip "Batig Slot".

Concordantie-beginsel  De Nederlander neemt zijn eigen, uit Nederland afkomstige, recht mee naar de koloniën, terwijl voor de inheemsen een eigen rechtspraak bestaat, gebaseerd op het adatrecht.
Zie ook Rechtspraak.
Concordant-onderwijs Deze term werd gebruikt om aan te geven dat het Europees (Nederlands) Lager Onderwijs in Nederlands-Indië aansloot bij het Middelbaar Onderwijs in Nederland, en het Middelbaar Onderwijs in Indië aansloot bij het Hoger Onderwijs in Nederland, zodat er geen problemen ontstonden als een leerling verder ging studeren in Nederland.

Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie Nederland-Indonesië 1945-1963.

Deze zijn hieronder aangegeven en onderverdeeld in acht periodes.

Onderwerpen die te maken hebben met Van Mook en zijn vorming van een federatief Indonesië zijn schuin gedrukt.

I. Van de Japanse capitulatie 15-08-1945 tot de conferentie op de Hoge      Veluwe 14/24-04 1946:    

  • Japan capituleert 15 augustus 1945
  • Proclamatie, uitgesproken door Soekarno op 17 augustus 1945 in Batavia
  • In Batavia komen 15 september 1945 de Britse HM Cumberland en de Nederlandse HM Tromp aan
  • Britse troepen landen 30 september 1945 in Batavia
  • Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook keert 2 oktober 1945 terug in Batavia
  • Eerste gesprek tussen Van Mook en Soekarno e.a. op 31 oktober 1945 in Batavia, op aandrang van de Britten, die zich actiever wilden opstellen als dit overleg plaats zou vinden. De Nederlandse regering staat op haar achterste benen!
  • Eerste kabinet Sjahrir komt 14 november 1945 tot stand
  • Op 17 november heeft Van Mook gesprekken met Sjahrir e.a., die de Nederlandse voorstellen afwijst
  • Overleg 27 december 1945 tussen regeringen Engeland en Nederland in Londen
  • Op 30 december 1945 landen 800 Nederlandse mariniers te Tandjong Priok; er volgt protest van Britse zijde
  • Vanaf 28 januari 1946 is er een start van het terugtrekken van Brits-Indische troepen
  • Van Mook en Sjahrir spreken 12 februari 1946 over het Nederlandse voorstel "Gemenebest Indonesië deelgenoot van het Koninkrijk"
  • De Republiek wijst op 21 februari 1946 deze voorstellen af
  • Nederlandse troepen landen op 9 maart 1946 in Batavia, nu ter vervanging van Britse soldaten
  • Eerste officiële Brits-Nederlands-Indonesische besprekingen 13/30 maart 1946 in Batavia. De Republiek dient tegenvoorstellen in: het Nederlands gezag wordt aanvaard, en gevraagd wordt om erkenning van de Republiek
  • Op 27 maart 1946 komt het tot een gezamenlijk voorstel, waarbij de facto gezag van de Republiek over delen van Java en Sumatra wordt erkend
  • Van Mook is 8 april 1946 terug in Nederland met de Brit Kerr en een Indonesische delegatie; de Nederlandse regering maakt bezwaren tegen deze erkenning
  • Hoge Veluwe –conferentie 14-24 april 1946, op aandrang van de Britten, die graag wilden vertrekken uit Indonesië en daarbij het gebied aan Nederland overgeven vermits er goede vorderingen in de onderhandelingen zouden komen. Doch het overleg mislukt, mede omdat in Nederland in mei 1946 de eerste naoorlogse verkiezingen zullen worden gehouden en men o.a. belangrijke beslissingen aan de nieuwe gekozen regering wil overlaten.

II. Van conferentie op de Hoge Veluwe 14/24-04 1946 tot de ondertekening van het akkoord van Linggadjati 25 maart 1947:

  • De Nederlandse regering is 2 mei 1946 bereid de facto gezag van de Republiek te erkennen over de niet bezette delen van Java, Sumatra en Madoera
  • In Nederland komt het 3 mei 1946 tot een wijziging van de grondwet in verband met uitzending van troepen naar Indonesië
  • De verkiezingen van 17 mei 1946 geven de KVP 32 en de PvdA 29 zetels. L.J.M. Beel wordt premier en J.A. Jonkman (PvdA) volgt J.H.A. Logemann op als minister van Overzeese Gebiedsdelen
  • De Britten dragen 15 juli 1946 het gezag over Borneo, Banka, Billiton en de Grote Oost over aan de Nederlandse autoriteiten.
  • Malino-conferentie (Celebes) 16/22 juli 1946. Doel is te komen tot een Indonesië met een federaal staatsverband
  • De Commissie-generaal gaat 14 september 1946 naar Indonesië voor onderhandelingen
  • Hervatting van de besprekingen 15 september 1946 tussen Nederland en de Republiek
  • De eerste dienstplichtigen (7 December divisie) vertrekken 24 september 1946 naar Indonesië
  • Pangkal Pinang – conferentie 1/12 oktober 1946, waar de positie van de minderheden wordt besproken (dus ook die van de Nederlanders!)
  • Op 2 oktober 1946 komt het 3e kabinet van Sjahrir tot stand
  • Wapenstilstandsakkoord 14 oktober 1946, na dreiging van de Britten tegenover de Republiek om te vertrekken, zodat Nederland z'n gang zou kunnen gaan.
  • Linggadjati-conferentie 11/14 november 1946, waarbij overeenkomst wordt bereikt: per 1 januari 1949 wordt de Republiek een deelstaat van de Verenigde Staten van Indonesië, die met Nederland in een Unie verenigd zal zijn
  • De laatste Britse troepen verlaten Indonesië op 30 november 1946: ze lieten 2000 doden achter.
  • DenPasar-conferentie, Bali, 18/24 december 1946 waar "De Grote Oost" wordt gesticht
  • De Tweede Kamer stemt 20 december 1946 in met 'Linggadjati', aangevuld met de Nederlandse uitleg, de zgn. "aangeklede versie"
  • De Commissie-generaal is 9 januari 1947 terug in Batavia en hoort van Republikeinse kant de bezwaren tegen het aangeklede Linggadjati-akkoord.
  • Ondertekening Linggadjati op 25 maart 1947 door Nederland en de Republiek.

III. Van het akkoord van Linggadjati 25 maart 1947 tot de Eerste Politionele Actie 20/21 juli 1947 – 4/5 augustus 1947:

  • Onenigheid 11 april 1947 tussen de ondertekenaars van 'Linggadjati' over het feit of de Republiek eigen vertegenwoordigers in het buitenland mag hebben en of ze een eigen politiemacht behoort te bezitten
  • 7 mei 1947 brengen minister-president Beel en minister Jonkman een bezoek aan Batavia; financieel-economische aspecten worden nader beschouwd
  • Op 11 mei 1947 mislukken onderhandelingen over de economische betrekkingen met de Republiek t.a.v. een gemeenschappelijk deviezenfonds, en controle op in- en uitvoer
  • Op 27 mei 1947 stuurt Van Mook de Republiek een ultimatieve nota om tot snelle uitvoering van 'Linggadjati' te komen
  • De Republiek antwoordt 8 juni 1947 dat ze vasthoudt aan eigen contacten met het buitenland
  • De Republiek (Sjahrir) doet 19 juni 1947 enige concessies: men aanvaardt een overgangsregering en gaat daarbij akkoord met de status van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon en tevens met de instelling van federale organen
  • De Commissie-generaal krijgt 23 juni 1947 uitleg over de rede van Sjahrir; Van Mook houdt vast aan van 27 mei
  • Sjahrir treedt 27 juni 1947 definitief af als premier, omdat hij in eigen kring geen steun krijgt
  • Per 3 juli 1947 is Amir Sjarifuddin de nieuwe premier van de Republiek
  • Per 5 juli is Sjahrir geen voorzitter meer van de Republikeinse onderhandelingsdelegatie
  • De Republiek antwoordt 6 juli 1947 dat er op alle punten overeenstemming is met het Nederlandse voorstel, behalve t.a.v. de gezamenlijke gendarmerie (politie)
  • Daarom is er op 14 juli 1947een ontmoeting van de Commissie-generaal en Van Mook met vertegenwoordigers van de Republiek
  • Een radiorede van Sjarifuddin op 16 juli 1947 zaait verwarring: de Republiek zou alle Nederlandse eisen verwerpen
  • Op 17 juli 1947 ziet de Commissie-generaal, ondanks uitleg, geen basis voor verder overleg. Het gestelde ultimatum van 27 mei loopt af: terugtrekking van de Republikeinse militairen van de demarcatielijn
  • Beel zegt op 20 juli 1947 dat hij de Luitenant-gouveneur-generaal heeft gemachtigd tot politioneel optreden
  • 1e Politionele Actie, 20/21 juli '47 – 4/5 augustus '47

IV. Van de 1e Politionele Actie 20/21 juli - 4/5 augustus 1947 tot de Renville-overeenkomst 17 januari 1948

  • De kwestie Indonesië komt 31 juli 1947 voor in de Veiligheidsraad. Amerika biedt bemiddeling aan
  • Van Mook geeft 4 augustus 1947 bevel om de militaire actie te staken
  • Sjarifuddin zegt 2 oktober 1947 dat 'Linggadjati' niet meer basis is voor verdere onderhandelingen
  • De Commissie van Goede Diensten arriveert 27 oktober 1947 in Batavia: zij moet een basis gaan scheppen voor overleg tussen de Republiek en Nederland
  • Eerste bijeenkomst tussen Nederland en de Republiek op 14 november o.l.v. de Commissie van Goede Diensten; eerste thema: een staakt-het-vuren
  • De Grote Oost krijgt 20 november een wettelijke basis door een akkoord tussen Nederland en de deelstaat Oost-Indonesië
  • Op 6 december 1947 beginnen de onderhandelingen op het Amerikaanse marineschip Renville over een wapenstilstand
  • Vanaf  13 december 1947 vertrekken de ministers Beel, Drees en Jonkman naar Indonesië
  • De Commissie van Goede Diensten presenteert 23 december 1947 een plan om de wapenstilstand effectief te maken. Nederland gaat er mee akkoord als basis van bespreking, maar wil wel verantwoordelijkheid houden in de gedemilitariseerde zones tot de komst van een definitieve politiemacht
  • De Republiek gaat 29 december 1947 akkoord met de plannen van de Commissie van Goede Diensten, en gaat uit van de posities aan het eind van de 1e Politionele Actie
  • Installatie op 13 januari 1948 van de Voorlopige Federale Raad voor Indonesië, die Van Mook moet bijstaan bij de voorbereidingen van de Voorlopige Federale Regering
  • Ondertekening van de Renville-overeenkomst op 17 januari 1948: een wapenstilstand is bereikt.

V. Van de Renville-overeenkomst 17 januari 1948 tot de 2e Politionele Actie 18/19 december 1948 - 5 januari 1949:

  • Hatta volgt 31 januari 1948 Sjarifuddin op als premier: de laatste had teveel oppositie tegen 'Renville'
  • Hatta deelt 10 februari 1948 Van Mook mee, dat de Republiek wil toetreden tot een interim-regering. Van Mook antwoordt dat dit mogelijk is na het bereiken van een 'politiek' akkoord
  • Bandoeng-conferentie (23 februari – 5 maart 1948)
  • Op 9 maart 1948 installeert Van Mook de Voorlopige Federale Regering; de Republiek heeft hierin geen zitting
  • Nieuwe Onderhandelingen 19 april '48 - 23 juli '48 te Kalioerang en Batavia: het gaat om politieke besprekingen, waarbij wordt uitgegaan van een Nederlands-Indonesische Unie. Tenslotte verbreekt de Republiek besprekingen vanwege het gebrek aan vooruitgang
  • Hatta maakt 27 mei 1948 bekend waarover de meningen verschillen:
    • samenstelling van de Unie
    • status Republikeinse leger
    • het aangaan van zelfstandige buitenlandse betrekkingen
  • Bandoeng-conferentie vanaf 8 juli 1948 van de Federale deelstaten over de bevoegdheden van de Voorlopige Federale Regering
  • Leiders van de Federale Staten gaan 30 juli 1948 met de conclusies van 8 juli: de VS van Indonesië omvatten het gehele grondgebied van Nederlands-Indië; het Nederlands gezag wordt in de overgangsfase erkend
  • In Nederland wordt 8 augustus 1948 het nieuwe kabinet geïnstalleerd: minister-president wordt W. Drees, D.U. Stikker minister van Buitenlandse Zaken en E.M.J.A. Sassen minister van Overzeese Gebiedsdelen.
  • De Madioen-opstand breekt 30 september 1948 uit, en laat zien dat de Indonesiërs nog lang niet op één lijn zitten; doordat Soekarno de communisten weet te verslaan, gaan de Amerikanen hem een stuk positiever beschouwen.
  • L.J.M. Beel volgt 3 november 1948 Van Mook op als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon
  • De ministers Stikker en Sassen ontmoeten 4 november 1948 tijdens nieuwe onderhandelingen in Kalioerang premier Hatta
  • Deze besprekingen worden 27 november 1948 in Djokjakarta voortgezet.
  • En in Batavia op 4 december 1948 beëindigd.
  • De ministeriële delegatie keert terug naar Nederland en deelt mee dat bij het ontbreken van overeenstemming Nederland zal ingrijpen
  • Nederland bericht 11 december 1948 de Commissie van Goede Diensten dat overeenstemming met de Republiek is uitgesloten en dat er een interim-regering zal worden gevormd zonder de Republiek.
  • Hatta dringt 15 december 1948 bij de Commissie van Goede Diensten aan op hervatting van de onderhandelingen. Hij gaat uit van de Nederlandse soevereiniteit in de periode van overgang.
  • Nederland eist 16 december 1948 van de Republiek een bindende verklaring
  • Op 18 december 1948 start de 2e Politionele Actie,waarbij de Republikeinse regering in Djokjakarta gevangen wordt genomen. Het kabinet van de deelstaat Oost-Indonesië veroordeelt de Nederlandse actie
  • Een getergde Veiligheidsraad (was net met kerstreces) neemt op 22 december 1948 een resolutie aan: deze eist een onmiddellijk staakt-het-vuren en vrijlating van de Republikeinse leiders
  • India en Pakistan sluiten 23 december 1948 het luchtruim voor de KLM
  • Premier Drees vertrekt 3 januari 1949 naar Batavia om zich persoonlijk op de hoogte te stellen
  • De  2e Politionele Actie wordt 5 januari 1949 beëindigd. Militair was zij een succes: uitschakeling van de Republikeinse leiders en verovering van een groot gebied. Politiek betekende het een ramp: de internationale steun die Nederland nog kreeg verdampt en dreigt een politiek isolement; bovendien dreigt de U.S.A. met stopzetting van de Marshall hulp.

VI. Van de 2e Politionele Actie 18/19 december 1948 - 5 januari 1949 tot het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord van 7 mei 1949

  • De Veiligheidsraad komt 28 januari 1949 met een resolutie: zij eist vrijlating van de Republikeinse leiders, terugtrekking van de Nederlandse troepen en bekendmaking van data voor vrije verkiezingen en soevereiniteitsoverdracht
  • Beel komt 30 januari 1949 met een plan: een spoedige soevereiniteitsoverdracht en een zeer snelle terugtrekking. Doel: vorming van een federatieve Indonesische regering met daarin 1/3 plaats voor de Republiek en 2/3 voor de rest
  • Beel dient 11 februari 1949 zijn ontslag in, doch blijft in functie
  • Nederland nodigt Soekarno 26 februari 1949 uit om een afgevaardigde te noemen voor de Ronde-Tafelconferentie
  • Het Plan Beel wordt 10 maart 1949 in de VN verdedigd (snelle uitvoering van de onafhankelijkheid). Doel: het herstel van de Republikeinse regering in Djokjakarta overbodig maken(!)
  • De Veiligheidsraad komt 24 maart 1949 met een akkoord: terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta, een onmiddellijk staakt-het-vuren, het treffen van voorbereidingen om te komen tot een vervroegde Ronde-Tafelconferentie
  • Nederland stemt 29 maart 1949 in, en schuift Van Roijen naar voren als afgevaardigde.
  • De Republiek reageert 2 april 1949 op het VN-plan: ze wil eerst terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta
  • Opening op 14 april 1949 van de verkennende gesprekken tussen de Republiek en Nederland in Batavia, bekend als het Van Royen-Mohammed Roem Overleg
  • Op 7 mei 1949 komen Van Royen en Mohammed Roem tot een akkoord: beëindiging van de guerrilla, vrijlating politieke gevangenen, terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta, de Ronde-Tafelconferentie zal in Den Haag plaatsvinden

VII. Van het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord van 7 mei 1949 tot de formele Soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949

  • Beel deelt 11 mei 1949 de Nederlandse regering mee dat het akkoord voor hem aanleiding is om zijn ontslag in te dienen
  • A.H.J. Lovink volgt 2 juni 1949 Beel op als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon
  • Het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord wordt 22 juni 1949 nader uitgewerkt op het punt van het staakt-het-vuren
  • Nederlandse troepen verlaten 24 juni 1949 Djokjakarta
  • De Republikeinse leiders keren 6 juli 1949 terug in Djokjakarta
  • Opening van de inter-Indonesische conferentie op 20 juli 1949 van de Republiek en het Federaal Overleg: men wil geen afzonderlijke legers, en het Republikeinse leger zal de kern vormen van de nieuwe strijdmacht
  • Op 3 augustus 1949 wordt de order tot het staken van de vijandelijkheden afgekondigd; deze gaat voor Java in te middernacht van 10/11 augustus en voor Sumatra te middernacht 14/15 augustus 1949
  • Ronde Tafel Conferentie gaat in Den Haag van start op 23 augustus 1949, en zal duren tot 2 november 1949 Den Haag. Hieraan nemen deel: Nederland, de Republiek en het Federaal Overleg. Op de voorlaatste dag van de conferentie is overeenstemming bereikt over alle punten, behalve over de status van Nieuw-Guinea. Besloten wordt de beslissing hierover een jaar uit te stellen
  • De formele Soevereiniteitsoverdracht te Amsterdam op 27 december 1949 is de start van de  Nederlands-Indonesische Unie.

VIII. Van de formele Soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 tot de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië op 1 mei 1963.

  • De R.I.S. (Republik Indonesia Serikat) oftewel de Verenigde Staten van Indonesië wordt de Republiek Indonesië bij het uitroepen van de eenheidsstaat op 17 augustus 1950
  • In 1950 worden conferenties belegd over 'Nieuw-Guinea', met geen enkel resultaat; Nederland wilde Nieuw-Guinea opnemen in de Nederlands-Indonesische Unie, met behoud van het Nederlandse bewind. Indonesië zag niets in dit plan en houdt vast aan de overdracht van de soevereiniteit aan de Republiek.
  • In 1952 worden in Den Haag verdere besprekingen gehouden, die tevens mislukken
  • Op 10 augustus 1954 breekt Indonesië symbolisch met de Unie.
  • Ook de topconferentie in Genève met de ministers van Buitenlandse Zaken Luns en Ide Anak Agung Gde Agung in 1955 mislukt
  • Op 21 februari 1956 wordt de Unie-band door Indonesië definitief verbroken en op 26 februari 1956 komt er in Den Haag een grondwetswijziging door waarbij Nieuw-Guinea deel uit maakt van het Koninkrijk
  • Op 25 april 1956 besluit Indonesië de provincie West-Irian in te stellen.
  • Op 27 oktober 1957 lanceert de Indonesische regering een vijfdaagse anti-Nederlandse campagne, op 10 november gevolgd door een tweede.
  • Op 3 december 1957 worden Nederlandse bedrijven door arbeiders bezet: deze bedrijven worden onder regeringstoezicht gesteld en verder geleid door militairen. (Zie ook: Nationalisatie)  
  • In 1958 worden de verdragen van de Ronde Tafel Conferentie éénzijdig door Indonesië opgezegd
  • 17 augustus 1960 verbreekt Indonesië / Soekarno de diplomatieke betrekkingen met Nederland, i.v.m de kwestie Nieuw- Guinea (zie ook daar), nadat de 'Karel Doorman' naar dit gebied gaat
  • Op 5 april 1961 installeert Nederland de Nieuw-Guinea-Raad
  • Op 24 april 1961 wil Indonesië wel bemiddeling van de Verenigde Naties, als Nieuw-Guinea binnen twee jaar wordt overgedragen aan de Republiek. De USA staat achter het beginsel van zelfbeschikking en heeft waardering voor de door Nederland gevolgde politiek t.a.v. Nieuw-Guinea.
  • Op 26 september 1961 wordt het plan-Luns aan de VN voorgelegd: Nederland wil aan de bevolking van Nieuw-Guinea de soevereiniteit overdragen onder toezicht van de VN: Indonesië verwerpt het plan
  • Op 16 december 1961 kondigt Soekarno de algehele mobilisatie af ter bevrijding van West-Irian
  • Vanaf 15 januari 1962 starten vijandelijke acties: Soekarno stuurt Soeharto met troepen ter infiltratie naar Nieuw-Guinea. Militair wordt dit geen succes, maar politiek komen er nu ontwikkelingen op gang.
  • Op 20 maart 1962 start in Washington geheim overleg tussen Nederland en Indonesië, waaruit Indonesië na zes dagen wegloopt.
  • Op 5 april 1962 komen de VS met het plan-Bunker: 
    • voor twee jaar een interim-beheer door een Commissie van de VN
    • een geleidelijke overdracht van het bestuur aan Indonesië
    • na onbepaalde tijd een volksstemming onder de Papoea's over hun status.

    Nederland voelt zich in de steek gelaten door de VS; Indonesië aanvaardt het plan als basis voor besprekingen.

  • Op 20 mei 1962 kondigt Indonesië de staat van oorlog af rond Nieuw-Guinea
  • Op 10 juli 1962 starten in Washington besprekingen tussen Malik (plus Soebandrio) en J.H.van Royen, o.l.v. Bunker
  • Op 31 juli 1962 wordt overeenstemming bereikt
  • Op 15 augustus 1962 wordt het akkoord getekend, waarin de overdracht is geregeld en tevens wordt bepaald dat voor eind 1969 een volksstemming onder de Papoea's zal worden gehouden waarin zij zich kunnen uitspreken of ze wel of niet onder / bij Indonesië willen blijven.
  • Op 1 november 1962 wordt Nieuw-Guinea overgedragen aan de Verenigde Naties.
  • En op 1 mei 1963 wordt het gebied overgedragen aan Indonesië.

Consignatiestelsel Monopolie van Nederlandsche Handel Maatschappij om Indische producten te vervoeren naar en te verkopen in Nederland. (Leek op positie VOC!!)

Contractpensions Voor vele repatrianten waren deze pensions de plek van eerste bewoning in Nederland na hun komst uit Indië. De bedoeling was dat hier niet langer dan een half jaar werd vertoefd, om daarna te vertrekken naar een eigen woning. In verband met de woningnood verliep deze verhuizing vaak niet zo vlot. Een deel van de uitkering was bestemd voor de pensionhouder, of, andersom: men kreeg alleen een zakgeld. De ervaringen zijn zo uiteenlopend als er contractpensions waren.

In 1969 kwam er een einde aan dit fenomeen.

Zie ook: Repatriëring.

Controleur ambtenaar binnenlands bestuur die een (assistent-) resident assisteerde of een onderafdeling beheerde. 

Deze functie zagen we al in de 18e eeuw ontstaan: om de nieuwe koffieplantages te controleren was er de "koffiesergeant".

Zie ook Bestuursstructuur.

Controleur-kotta in een stad werkzame controleur

Cornets de Groot van Kraaijenburg, jhr. Jean Pierre (1808-1878), minister van koloniën in 1861. Hij was van gematigd liberale huize.

Zie ook: Ministers van Koloniën.

Coromandel

De streek aan de oostkust van India (zie kaart) was een belangrijke VOC-locatie

De Coromandel-katoen was zeer gewild als ruilmiddel in Azië bij de internationale handel; gaandeweg werd de vraag vanuit Europa ook steeds groter. In de dorpen werkten en woonden de wevers en ververs, die een eeuwenlange ervaring hadden. Indiase tussenpersonen ontvingen de handelaren, kregen de opdrachten van de VOC en verdeelden het werk. De VOC gaf de voorkeur aan kooplieden-associaties, zodat ze niet met elke handelaar apart tot afspraken behoefden te komen. De VOC betaalde deels met goederen (metaal, specerijen), deels met zilver en goud (gemunt en ongemunt).

Voor de VOC was de handel in Coromandel geen dure aangelegenheid, omdat er geen sprake was territoriale bezit dat verdedigd moest worden.

In de tweede helft van de 18e eeuw was er een sterke neergang, die gelijk opliep met de Engelse opgang.

De belangrijkste vestigingen waren:

  • Pulicat (Paliacatta / Paleacatte) van 1610-1795, hoofdcomptoir en zetel van de gouverneur (tot 1687 en vanaf 1781). Product: katoenen stoffen. Het fort heette "Geldria'.
  • Nagappattinam (Nagatpatnam), vanaf 1658, (hoofd)comptoir, zetel van de gouverneur van 1687 tot 1781. Het fort/kasteel heette 'Vijf Sinnen'.
  • Machilipatnam, (hoofd)comptoir. Product: katoenen stoffen.
  • Bimlipatam, comptoir tot 1687. Product: rijst.
  • Conjemere (Kunimedu), comptoir
  • Draksharam, comptoir tot 1686. Product: textiel.
  • Golkonda, comptoir
  • Kakinada, comptoir
  • Palakollu (Palikol), comptoir vanaf 1676. Het was een indigoverfplaats voor katoenen stoffen, en er was een touwslagerij.
  • Parangipettai (Porto Nova), comptoir. Product: textiel.
  • Sadras, comptoir. Product: katoenen stoffen die aldaar beschilderd werden, en er was aanvoer van ruwe en geslepen stenen.
  • Cuddalore: zie Ceylon.
  • Nizampatnam, faktorij van 1606 tot 1669. Product: lijnwaten.
  • Thiruppapuliyur (Tirepoplier), faktorij vanaf 1608. Producten: indigo en salpeter.

Coromandel en zijn hoofdbestuurders, veelal gouverneur, maar ook als directeur, commissaris, voorzitter, gezaghebber en opperhoofd:

  • 1610-1612  Johan van Wesicke
  • 1612-1615  Wemmer van Berchem
  • 1616           Hans de Haze 
  • 1616-1617  Samuel Kint
  • 1617-1619  Adolf Thomassen
  • 1619-1620  Hans de Haze (2e periode)
  • 1620-1622  Andries Soury
  • 1622-1624  Abraham van Uffelen
  • 1625-1626  Andries Soury (2e periode)
  • 1626-1630  Maerten IJsbrantsz.
  • 1632           Arent Gardenijs
  • 1632-1633  David Pietersz.
  • 1633-1636  Maerten IJsbrantsz. (2e periode)
  • 1636-1638  Carel Reyniersz
  • 1638-1643  Arent Gardenijs (2e periode)
  • 1643-1650  Arnold Heussen
  • 1650-1651  Laurens Pit (de oude)
  • 1651          Jacob de With
  • 1652-1663  Laurens Pit (de oude) (2e periode)
  • 1663-1665  Cornelis Speelman
  • 1665-1676 Antony Paviljoen
  • 1676-1679  Jacques Caulier
  • 1679-1681  Willem Carel Hartsinck
  • 1681-1686  Jacob Jorisz. Pits (zie ook bij Malakka)
  • 1687-1698  Laurens Pit (de jonge)
  • 1698-1705  Dirk Coomans (zie ook bij Malakka)
  • 1705-1710  Johannes van Steelandt
  • 1710-1716  Daniel Bernard Guilliams
  • 1716-1719  Adriaan de Visscher
  • 1719-1723  Gerard van Westrenen
  • 1723-1729  Dirk van Cloon 
  • 1729-1733  Adriaan Pla
  • 1733-1737  Elias Guillot
  • 1738-1743  Jacob Mossel
  • 1743-1747  Galenus Mersen
  • 1747-1753  Librecht Hooreman
  • 1753-1758  Steven Vermont
  • 1758-1761  Lubbert Jan van Eck (zie ook Ceylon)
  • 1761-1765  Christiaan van Teylingen
  • 1765-1773  Pieter Haksteen
  • 1773-1780  Reiner van Vlissingen
  • 1780-1784  bezetting door de Engelsen
  • 1784-1789  Willem Blauwkamer
  • 1790-1795  Jacob Eilbracht
  • 1795-1818  bezetting door de Engelsen
  • 1818-1824  F.C. Regel
  • 1824-1825  Henry François von Söhsten

Zie ook: andere VOC-locaties.

Coup van 1965 zie PKI en Soeharto.

Couperus, Louis (1863-1923) lit. "Eline Vere", "Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan", "De boeken der kleine zielen", "De berg van licht", "Iskander"

Cremer, Jacob Theodoor (1847-1923), minister van koloniën 1897-1901, liberaal

Zie ook: Ministers van Koloniën.

Cultuurprocenten In de periode van het Cultuurstelsel kwamen procenten van de opbrengst in handen van de Javaanse hoofden om ze aan het stelsel te binden. Ook ambtenaren van het Binnenlands Bestuur konden dankzij procenten hun inkomsten verhogen. Bij de Bestuurshervorming van 1866 vielen de ambtenaren terug op een vast salaris. De inlandse hoofden moesten in 1907 afzien van de procenten.

Cultuurstelsel : Door Gouverneur-generaal Van den Bosch tussen 1830 en 1834 op Java ingevoerd, waarbij het Nederlandse bestuur de bevolking verplichtte tegen een laag plantloon tropische exportproducten, zoals koffie, suiker en indigo, te verbouwen en te leveren. Met vervoer en verkoop was de Nederlandsche Handel-Maatschappij belast. De opbrengst in de periode 1831-1877 was 823 miljoen gulden; rond 1850 was de Javaanse productie (suiker, koffie, indigo) 25% van de staatsinkomsten van Nederland! J.C.Baud noemde dit stelsel: "Het enige stelsel waardoor Java kan blijven de kurk waarop Nederland drijft". Om een indruk te geven wat Nederland met dit geld deed:

-delging van de Nederlandse staatsschuld

-afschaffing van de accijnzen op de eerste levensbehoeften

-aanleg spoorwegen en andere openbare werken

-subsidie West-Indische koloniën

-schadeloosstelling van slavenhouders in West-Indië na de afschaffing van   de slavernij (!!)

-scheepsbouw in Nederland

-steunen van de katoenindustrie in Twente 

 

  • In werd 1831 werd het 'Departement der Cultures' ingesteld
  • het betrof vooral koffie, maar ook thee, suiker, indigo, kinine, kopra, palmolie, rubber
  • op 1/5-deel van de desa is verplichte verbouw, en 66 dagen van het jaar was men verplicht er te werken. 
  • dit stelsel vroeg van Java weinig cultuurgrond (gem. 14,5 %), maar vroeg wel arbeid: meer dan 50% van de bevolking was ingeschakeld. (zie hieronder).
  • Baron van Hoëvell was in de Tweede Kamer tegenstander van het Cultuurstelsel, maar nog een roepende in de woestijn.
  • Wel deed de Commissie Umbgrove een onderzoek; haar conclusie was, dat het Cultuurstelsel tot een algehele welvaartstoename had geleid.
  • 1861 komt het einde van een Conservatieve periode, als minister Rochussen moet aftreden vanwege medewerking aan het afgeven van suikercontracten aan medewerkers van koning Willem III, waarna een Liberale periode aanbreekt.

De voordelen van het Cultuurstelsel op een rij:

  • verbetering van de infrastructuur: wegen konden nu tijdens droge en natte moesson gebruikt worden.
  • verbetering van de irrigatie
  • monetarisering: er kwam geld in omloop
  • toename van handel en bedrijvigheid: zie hiervoor de ontwikkeling van de particuliere handel in de 19e eeuw.
  • opmerkelijke bevolkingsgroei, door stabiliteit (geen oorlogen) en door een dalend sterftecijfer, dankzij de bestrijding van ziektes
  • meer economische activiteiten op het Javaanse platteland, waardoor het percentage stadsbevolking afnam

De nadelen van het Cultuurstelsel op een rij:

  • grotere werkdruk; in 1840 was 73,3 % (hoogtepunt) van de agrarische huishoudens betrokken bij de cultuurdiensten, dit liep terug en zat in 1870 op 40 % (dit zijn gemiddelde percentages)
  • door de verplichte gewassen was er geen 2e rijstoogst en minder andersoortige oogsten; hierdoor, maar ook door de sterke bevolkingsgroei, werd Java in bepaalde regio's in de jaren rond 1845-1850 getroffen door hongersnoden
  • de suikercultuur putte de grond uit
  • suikermolens onttrokken het water, dat voor de rijstcultuur nodig was.
  • er was veel zwaar transport- en fabriekswerk

Afbouw van het Cultuurstelstel:

Terug naar de startpagina