Terug
naar de startpagina |
Cacao kwam al
lang op Java voor. Pas in de eerste helft van de 19e eeuw ontstonden de
eerste kleine cacao-tuinen. Omdat rond 1880 door ziektes de koffiecultuur
achteruit liep, ging men naast de koffie cacao verbouwen. Maar een hoge
vlucht heeft de cacaocultuur niet genomen.

Cacao
|
Camphuys, Joannes (1634-1695)
-
In 1655 kwam hij in Indië, en begon als klerk bij
de algemene secretarie in Batavia.
-
Vanaf 1670 was hij drie keer 'opperhoofd' in het
Japanse Deshima.
-
In 1677 was hij terug in Batavia; werd secretaris
van de regering en werd als diplomaat ingezet i.v.m. de problemen in Banten,
waarna de VOC het monopolie had op de
peperhandel, en Banten in verval
raakte.
-
Zijn tijd van gouverneur-generaal
(1684-1691) was een periode van vrede, behalve de opstand op
Java onder leiding van Soerapati.
De van de grote expansies was voorbij. Hij was bekend als
beschermer van wetenschappers.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij.
|
Capellen, Godert Alexander Gerard
Philip, baron van der (1778-1848);
Gouverneur-generaal 1816-1826.

- 1803: promoveerde in de rechten en
staatswetenschappen na studie in Göttingen en Utrecht
- 1808: Lodewijk Napoleon benoemde hem tot commissaris
en daarna tot landdrost over de delen van Oost-Friesland die bij het
Koninkrijk Holland waren gekomen
- 1809: minister van Eeredienst en Binnenlandse Zaken
- 1810-1813: Koninkrijk Holland is ingelijfd bij
Frankrijk; hij was hier sterk tegen en wilde daarom geen openbare
functie
- 1814: na de omwenteling werd hij door Koning Willem I
tot Commissaris-generaal benoemd,
samen met C.Th. Elout en A.A. Buyskes,
om de koloniën van de Engelsen over te nemen. Tegelijk werd hij
Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, opperbevelhebber van
land- en zeemacht ten oosten van Kaap
de Goede Hoop, en Secretaris van Staat van het Departement voor de
Zaken van Koophandel en Koloniën.
- Door het hernieuwde optreden van Napoleon (Elba en
Waterloo), werd het vertrek vertraagd en nam hij nog deel aan het
Wener Congres
- 1816 in Batavia
en vond de overdracht plaats
- 1823 alle huurcontracten landerijen vervallen: één van de oorzaken
van de Java-oorlog
- 1824 op Ambon: opheffing specerijen-monopolie, en einde
hongi-tochten
- de nieuwe functie van assistent-resident
kwam tot stand.
Aan het einde van zijn periode brak de Java-oorlog uit, wat de
zwakke
financiële situatie verder verergerde. Koning Willem I was niet
tevreden over zijn onwelwillende houding ten opzichte van de Nederlandsche
Handel Maatschappij, die net (1824) was opgericht.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij en Ministers van
Koloniën. |
Capitulatie van Japan
vond plaats op 15 augustus 1945 |
Cargazoenen, dit
betreft de ladingen van de (VOC-)schepen. |
Carpentier Alting, H. directeur Binnenlands
Bestuur, 1916-1919, |
Carpentier, Pieter de
(1586-1659)
Hij ging in 1616 naar Indië als
opperkoopman. In 1619 kwam hij in de Raad
van Indië. Met J.P.Coen vertrok
hij vanaf de Molukken om het belegerde Jacatra
met 16 schepen te ontzetten.
Gouverneur-generaal, 1623-1627. De invoering van algemene belastingen vond
plaats. Hij wist goede banden te onderhouden met de vorsten van Bantam en
Matara. In Batavia liet hij een schoolgebouw zetten, riep de eerste
weeskamer in het leven, stelde een Kerkordening samen en begon met de
bouw van een nieuw stadhuis, dat tevens dienstdeed als kerk. Tevens maakte hij nieuwe voorschriften voor
de politie en de rechtspraak, en werd de inter-Aziatische handel
geactiveerd. Op
Formosa werd fort Zeelandia een steunpunt,
nadat de directe handel met China was mislukt. Terug
in Nederland was hij bewindhebber van de
VOC. Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij. |
Cartografie
Voordat de eerste expedities van
Nederlanders naar de Oost vertrokken was er al veel informatie verkregen.
Aanvankelijk maakte men gebruik van 'leeskaarten', waarin de ervaringen
van voorgangers waren genoteerd; een vervolg was de 'paskaart', een
visuele versie van de leeskaart.
Vanaf 1616 verplichtte de VOC
formeel dat alle schriftelijke bescheiden van een reis na thuiskomst moest
worden overhandigd. Met deze gegevens konden o.a. nieuwe kaarten worden
samengesteld.
Vanaf 1619 had VOC-Amsterdam
een speciale kaartenmaker in dienst.
Tevens in 1619 kreeg de VOC van de Staten-Generaal het
monopolie t.a.v. publicatie van kaarten en materiaal van de Oost. De
meeste van de tienduizenden kaarten zijn bijna allen in eigen beheer
gemaakt, na Amsterdam ook door andere Kamers,
na Batavia ook in Zuid-Afrika
en op Ceylon.
Vanaf 1623 waren kaartenmakers in Batavia
actief i.v.m. de inter-Aziatische
vaarten.
In 1655 besloten de Heeren
XVII dat de vier hoofdofficieren
op de schepen bij vertrek de lijsten moesten ondertekenen waarop de
kaarten en andere navigatiemiddelen stonden vermeld, vanwege de hoge
kosten en om de geheimhouding te bevorderen. Deze lijsten werden na
aankomst in Batavia gecontroleerd, omdat steeds bleek dat kaarten
verdwenen. Uit onderzoek is gebleken dat op elk schip ongeveer 30 tot 34
op perkament getekende kaarten aanwezig waren.
Slechts enkele duizenden kaarten zijn bewaard gebleven;
zelf zal de VOC verouderde kaarten hebben vernietigd; veel meer materiaal
is verloren gegaan door verwaarlozing en diefstal; bovendien zijn na het
einde van de VOC de overheden niet zorgvuldig met de kaarten omgegaan en
verdween vanaf 1810 (de inlijving van Nederland bij Frankrijk) veel
materiaal naar Parijs.
Op de vaste routes werd perkament gebruikt, omdat het
vele jaren en vele reizen mee moest gaan. Maar ook kaarten op papier
werden veelvuldig gebruikt.
Hieronder een aantal van de personen die in dit opzicht van
groot belang zijn geweest:
- Lucas Jansz Waghenaar, die de leeskaarten en
paskaarten samenvoegde in zeemansgidsen: 'Spieghel der Zeevaerdt'
(1584) en 'Thresoor der Zeevaert' (1592).
- Peter Plancius (1552-1622), predikant en geograaf;
hij verzamelde vele buitenlandse kaarten, en tekende met de gegevens
nieuwe kaarten. Hij was één van de mensen die de
reis om de Noord voorbereidde (Nova Zembla). Persoonlijk onderwees hij
de schippers over de te maken tocht naar de Oost.
- Jan Huygen
van Linschoten verkreeg veel informatie door met de Portugezen
naar India te varen, om later de gegevens aan de Indië-gangers door
te spelen.
- Willem Jansz Blaeu (1571-1638) bracht in 1608 de
zeeatlas 'Het Licht der Zeevaert' uit, terwijl zijn zoon Joan
(1596-1673) in 1664-1665 de 'Groten Atlas oft wereltbeschrijving'
publiceerde. Beiden waren in dienst van de VOC.
- Johannes van Keulen erfde van de familie Blaeu en
bracht vanaf 1680 de zich steeds uitbreidende edities van de 'Nieuwe
Groote Lichtende Zee-fackel' uit. In 1753 bracht de firma Van Keulen
het zesde en laatste deel uit.
In de 17e eeuw was Nederland (de VOC) toonaangevend
geweest op
het gebied van de cartografie. In de loop van de 18e eeuw liepen
correctheid en nauwkeurigheid terug: tijdgenoten begonnen de
voorkeur te geven aan buitenlandse uitgaven. Zie
ook bij: Navigatie. |
Cassave In de 16e eeuw brachten de
Portugezen de cassave over van Zuid-Amerika naar de westkust van Afrika,
en vandaar naar Oost-Azië. Cassave kreeg gemakkelijk een plaats naast de
andere knolgewassen dankzij de eenvoudige cultuur en de mogelijkheid om de
aanplant aan te houden, als reserve in tijden van voedselschaarste.

Oogst
is mogelijk tussen de 9 en de 36 maanden. Vanwege het aanwezige zetmeel
wordt het, naast rijst en maïs, gebruikt als hoofdvoedsel. De knollen
kunnen ook worden verwerkt tot tapiocameel, dat wordt gebruikt in de
textielindustrie, bij papierfabricage, voor voedseldoeleinden en voor de
bereiding van kleefstoffen. |
CCKP zie Centraal
Comité van Kerkelijk en Particulier initiatief |
Celebes (Sulawesi) (eiland van de 4 armen).
Vindplaats van nikkel
-In het hoogland wonen de Toradja's
-Boeginezen (zeevarend volk)
Hindoe-beschaving tussen de 2e en de 15e eeuw;
Java en Sumatra hadden toen nauwelijks invloed op Celebes. Vanaf eind 16e
eeuw bekeringen tot islam. De Portugezen kwamen er, kort na de verovering
Malakka 1511. Zij vestigen zich in Makassar, de hoofdstad van Goa (Gowa)
Begin 17e eeuw komen de Nederlanders. Vanaf 1666 zijn er de
Makassar-oorlogen; VOC-
admiraal Speelman verslaat samen met de Boeginese
prins Aroeng Palakka uit Bone de sultan Hasanoeddin van Goa en maakte zo
een einde aan de 'smokkel' van specerijen.
In 1667 volgde het Verdrag van Boengaya,
dat de
erkenning inhield van de monopolie-positie van de VOC.
In 1669 viel Makassar definitief.
Tijdens de periode Raffles is er verzet tegen
de komst van de Engelsen, waarop in 1814 een expeditieleger wordt gestuurd: de
rust keerde enigszins terug. In 1819 bij de terugkeer van de Nederlanders
gaat het weer mis, vooral door het verzet van de Boeginezen van Bone. Er
worden "Bonische Expeditiën" gehouden in 1859 en 1860, maar het verzet wordt
pas echt gebroken tijdens de 'expeditiën' van 1905 en 1906 en is Celebes
definitief onder Nederlands gezag. Na
de Tweede Wereldoorlog, van december 1946 tot maart 1947 brengt Raymond
Westerling op brute wijze een einde aan het Republikeinse verzet. In 1946
vind in Malino een conferentie plaats, om tot een stichting te komen van
"Oost-Indonesië", dat een federatie zou gaan vormen samen met Java-Sumatra in de
VIS = De
Verenigde Staten van Indonesië.
Zie ook: Bevolkingsgroepen
en Grensbepaling van
Nederlands-Indië. |
Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier initiatief
(CCKP) 1950.
Deze organisatie nam de geestelijke en maatschappelijke zorg op zich van
de Indische Nederlanders die naar Nederland kwamen. Het was een samengaan
van kerken en organisaties als 'Pelita', 'Nibeg' en 'Nederland helpt Indië'. De
Nederlandse overheid nam de materiële zorg op zich. De
sterke kant van het comité was dat zij bij 'Den Haag' sterk aandrong
ruimhartiger te zijn bij de verzoeken om de status van repatriant, en dat
de zorg voor deze groep mensen langer moest duren dan tot men een eigen
woning had. In 1968 werd het CCKP opgeheven. Het
bezwaar vanuit Den Haag was, dat zij meende dat het CCKP het anderszijn van
de Indische Nederlanders accentueerde, terwijl de politiek juist op
assimilatie was gericht. Vanaf 1965 werd het
maatschappelijk werk overgedragen naar algemene instellingen. Zie
ook: Repatriëring. |
Ceylon
Het eiland ten zuiden van India (nu Sri Lanka) was een VOC-locatie
en een van de weinige locaties waar de VOC tot territoriaal gezag kwam. (zie
kaart)
- In 1505 landden de Portugezen
op Ceylon en breidden gestaag hun invloed uit. Zo bouwden zij in 1517
een vesting in Colombo.
- Vanaf 1602 had de VOC contact met de koning van Kandy,
die om hulp vroeg tegen de Portugezen. Doch de VOC was nog niet bij
machte deze hulp te bieden
- 1612 sluit de VOC met koning Senerat van Kandy een
verdrag: naast grote financiële voorrechten in Ceylon krijgt de VOC
de havenstad Kottiyar aan de oostkust, in ruil voor de te geven steun
tegen de Portugezen; doch ook nu acht de VOC zich nog niet sterk
genoeg
- 1636 vraagt de nieuwe koning Raja Sinha opnieuw om
hulp: de VOC wordt al actiever in de strijd tegen de Portugezen:
succes in de Molukken, jaarlijkse blokkade van
Malakka vanaf 1633 en
in 1636 start van de blokkade van Goa (India).
- 1638 helpt de koning de VOC met de verovering van
Batticaloa (oostkust) op de Portugezen. Er komt een verdrag met de
koning: de VOC geeft materieel en manschappen en krijgt daarvoor het
monopolie op de voornaamste producten van Ceylon met uitzondering van
olifanten
- 1639 valt Trincomalee in handen van de VOC.
- 1640 valt Negombo door een gezamenlijke aanval van
Ceylonezen en de VOC. Tevens verovert de VOC Galle, waardoor de kaneelgebieden
in de binnenlanden onder haar controle komen. Gouverneur Coster gaat
naar de koning van Kandy voor nieuw overleg. Door een zeer ontactisch
optreden aldaar wordt hij vermoord. Nog in 1640 heroveren de
Portugezen Negombo.
- 1644 is Negombo terug in handen van de VOC.
- 1645 sluiten Portugal en de VOC een wapenstilstand
over Ceylon; bij de onderhandelingen voert Joan
Maetsuijker de VOC-delegatie aan.
- 1649 wordt het verdrag van de VOC met Kandy herzien:
het behoud door de VOC van hun op de Portugezen veroverde
bezittingen wordt afhankelijk gemaakt van de betaling door de koning
van de bedragen die hij aan de VOC verschuldigd was.
- 1652 hervat de VOC de strijd tegen de Portugezen
- 1656 geven de Portugezen in Colombo zich over. Nu
verovert Rijckloff van Goens
het noordelijk deel van Ceylon
- 1658 worden de
Portugezen definitief
van Ceylon verdreven.
- 1664/1670 vielen de havens aan de oostkust
Trincomallee en Batticaloa in VOC-handen, waardoor de gehele kust werd
beheerst. Landinwaarts verdubbelde de VOC haar gebied
- Vanaf 1670 gaat de koning van Kandy weerstand bieden
en herovert hij gebied. Deze strijd leidt tot grote kosten voor de VOC
- 1679 hersteld de nieuwe gouverneur Laurens Pijl de
goede betrekkingen met Kandy.
- 1760-1766 oorlog met Kandy. De koning herovert Matara
aan de zuidkust. De VOC trekt het binnenland in: grote verliezen en
geen succes. In 1765 valt de VOC Kandy binnen en de koning vlucht. In
1766 wordt de strijd beëindigd met een verdrag dat het
territoriale gezag van de VOC in de kuststreken formeel bevestigt.
- 1795 schrijft de naar Engeland gevluchte Willem V dat
alle Nederlandse gebieden buiten Europa moeten worden overgedragen aan
de Engelsen, om te voorkomen dat ze in Franse handen vallen.
- 1796 is Ceylon in Britse handen
- 1802 Vrede van Amiens:
Ceylon komt definitief onder Brits gezag.
De belangrijkste VOC-vestigingen:
- Colombo (1656-1796), bestuurscentrum, residentie van
de gouverneur, hoofdcomptoir. Product: kaneel. Er was een kasteel.
- Galle, bestuurscentrum van 1640-1656; bestuur in
handen van een commandeur. Galle was een hoofdcomptoir en het
vertrekpunt van de retourvloot, die bij Kaap
de Goede Hoop zich samenvoegde met de vloot uit Batavia.
Het fort van Galle moest voor de verdediging zorgen.

Het fort van Galle
- Jaffna(patnam), vanaf 1658, hoofdcomptoir en een
commandement. Producten: katoenen kleding, parels, olifanten. Fort:
o.a. Hammenhiel.
- Tuticotin, vanaf 1658, comptoir. De handel betrof
vooral parels.
- Trincomalee, vanaf 1639, comptoir. Producten: kaneel,
kleding, parels, hout en areek (genotmiddel). In de directe omgeving
zo'n zes forten, o.a. Frederick en Oostenburgh.
- Matara, comptoir. Producten: kaneel en olifanten.
Fort Starfort.
- Kalpitya, comptoir. Het fort moest het
kaneelmonopolie van de VOC in stand houden.
- Cape Comorin (Caab Commorijn), comptoir. Van hier
werden veel goederen verscheept.
- Nagercoil (Cotatte), comptoir
- Cuddalore (Tengapatnam) in Zuid-India, vanaf 1608.
Inkoopplaats van lijnwaten.
- Mannar (eiland vlakbij zuidkust India), vanaf 1658.
Producten: parels, katoen, kleding, vis, rode verfstof voor kleding en
olifanten. Fort Mannar.
- Cochin: viel vanaf 1663 onder de locatie Malabar:
zie aldaar.
De Gouverneurs van Ceylon:
- 1640
Willem Jacobsz. Coster
- 1640-1646 Jan Thijssen (Payart) (zie hem ook
bij Malakka)
- 1646-1650 Joan
Maetsuyker
- 1650-1653 Jacob van Kittensteyn
- 1653-1662 Adriaan van der Meijden
- 1662-1663 Rijcklof
van Goens
- 1663-1664 Jacob Hustaert (zie hem ook bij Coromandel)
- 1665-1675 Rijcklof van Goens (2e periode)
- 1675-1679 Rijcklof van Goens de jonge
- 1679-1692 Laurens Pijl
- 1692-1697 Thomas van Rhee (zie hem ook bij Ceylon)
- 1697-1702 Gerrit de Heere (zie hem ook bij Japan)
- 1703-1707 Mr. Cornelis Jan Simonsz.
- 1707-1716 Hendrik Bekker
- 1716-1723 Mr. Isaak Augustijn Rumph
- 1723-1726 Johannes Hertenberg (zie hem ook bij Malabar)
- 1725-1726 Johan Paul Schagen (waarnemend)
- 1726-1729 Mr. Pieter Vuyst (zie hem ook bij Bengalen)
- 1729-1732 Stephanus Versluys
- 1732
Wouter Hendriks (zie hem ook bij Malabar)
- 1733-1736 Mr. Diederik van Domburgh
- 1736-1740 Gustaaf
Willem (baron) van Imhoff
- 1740-1742 Willem Maurits Bruininck
- 1742-1743 Daniel Overbeek
- 1743-1751 Julius Valentijn Stein van Gollonesse
(zie hem ook bij Malabar)
- 1751-1752 Gerard Johan Vreelandt
- 1752-1756 Joan Gideon Loten
- 1756-1761 Jan Schreuder (zie hem ook bij
Suratte)
- 1761-1765 Lubbert Jan van Eck (zie hem ook bij Coromandel)
- 1765-1785 Mr. Iman Willem Falck
- 1785-1794 Willem Jacob van de Graaff (zie hem ook bij
Suratte)
- 1794-1796 Johan Gerard van Angelbeek (zie hem
ook bij Malabar)
|
Cheribon
Op Java was deze VOC-locatie.
Er was een comptoir en had de status van
residentie in de VOC-periode. Producten: koffie
en peper. Ter verdediging was er het fort van
Cheribon
|
China De VOC
kon zich in China niet zo vrijelijk gedragen zoals ze dat deed in
Zuidoost-Azië. Plaatsen waar de VOC o.a. actief was:
- Amoy (of Xiamen)
- Canton, pas vanaf 1728 (toen andere Europeanen
haar allang waren voorgegaan). Comptoir van 1749-1803. Producten: thee en
porselein.
- Hoksieu (Fuzhou), comptoir na 1662. Handel van
porselein en zijde.
Pogingen die zijn ondernomen:
- De eerste reis naar China werd ondernomen door Jacob
van Neck (1601 vertrokken), doch hij kreeg geen kans tot contact,
laat staan tot handel.
- In 1604 doet Wijbrand van Waerwijck een serieuze
poging op Pescadores, maar hij moet zich terugtrekken.
- In 1607 doet Cornelis
Matelief een poging rond Kanton, doch de dreiging van Portugese
schepen is te groot.
- In 1622 was er een serieuze actie, in opdracht van J.P.
Coen: Macao werd aangevallen, maar de afloop was vernederend. Men
zette de tocht voort naar Pescadores, en wilde er een fort bouwen
- In 1624 vielen Chinese troepen Pescadores aan en de
VOC moest vertrekken, en wel naar Formosa.
- In 1662 viel 'Zeelandia' op Formosa
Pas toen drong het definitief tot de VOC door dat de Chinezen
niet tot handel gedwongen konden worden, bovendien werden in 1666 alle
handelsprivileges door de Chinezen ingetrokken. De handel met China was
trouwens al nauwelijks mogelijk vanwege de enorme bureaucratische en
administratieve rompslomp.
- De VOC liet nu de handel aan anderen over
- Pas in 1676 kwam er weer handel op gang naar Kanton
en Fuzhou (Foochow): vanwege interne strijd in China hadden
opstandelingen behoefte aan oorlogsmaterieel, zoals lood, zwavel en
salpeter.
- Tot 1690 werd handel voortgezet langs de Chinese kust
om vervolgens weer stopgezet te worden, opnieuw vanwege de vele
beperkingen
- 1728-1729 werd de handel hervat, meestal uitgevoerd
door Chinese jonken.
|
Chinezen vormden al eeuwenlang een
minderheidsgroep in Indië en waren zeer
belangrijk voor de logistiek en de infrastructuur. De toestroom kwam pas echt op gang na de
afschaffing van de slavernij, toen de vraag naar goedkope arbeidskrachten
groot was. De Volkstelling van 1930 laat de volgende gegevens zien van
Chinezen in Nederlands-Indië:
- Hokkinans (Amoy-Chinezen): 555.000 (is 47% van alle Chinezen). Zij
maken 65% van alle Chinezen op Java uit, en 29% in de Buitengewesten.
Zij oefenden veelal het beroep van handelaar uit.
- Hakka's (Keh-Chinezen): 200.000. Op Java vormen zij 13% van alle
Chinezen, en 21% in de Buitengewesten. Ze waren vooral te vinden in
het kleinbedrijf: schoenmaker, rotanvlechter, blikslager.
- Kwongfoe's (Macao-Chinezen): 136.000. Op Java 7%,
Buitengewesten
16%. In de fijnere kleinbedrijven vonden zij hun werk, als goudsmeden,
kleer- en meubelmaker.
- Tio-tsjoe's (Swatow-Chinezen): 88.000. Java 1%,
Buitengewesten 14%.
Meestal als koelies werkzaam.
- Andere Chinezen: 200.000. Deze groep maakte 17% van alle Chinezen
uit.
Bij de Nederlanders in Nederlands-Indië sprak men vaak van
Baren en Oudgasten: zo ook bij de Chinezen:
- sinkèh's zijn de nieuwelingen, of orang baroe. Dit zijn volbloed
Chinezen.
- peranakan (-tjina) zijn de blijvers. Vaak was er sprake van
vermenging met Indisch bloed. Chinese mannen trouwden wel of niet met
inlandse vrouwen, maar de kinderen hieruit geboren gingen voor
Chinezen door, omdat de traditie werd voortgezet in de mannelijke
lijn.
Vanuit het moederland China werd per periode verschillend gereageerd op
deze migranten:
- In de periode van het Chinese keizerrijk werd in 1728 bepaald: wie
naar het buitenland was gegaan werd voor eeuwig verbannen, en op
terugkeer werd de doodstraf gesteld. Deze bepaling werd pas in 1893
ingetrokken.
- Onder de Chinese republiek (vanaf 1912) werd het wezenlijk anders,
want de emigranten bleven Chinese onderdanen.
Zie ook: Bevolkingsgroepen
|
Chinezenmoord 1740
Op vele jonken die uit China kwamen met thee arriveerden tegelijkertijd
arme meegereisde Chinezen. Aanvankelijk was er
werk in de suikerindustrie, doch de suikermarkt stortte in. Door het grote aantal
en door verpaupering van dezen werd de veiligheid in Batavia
en omstreken in gevaar gebracht. De Indische regering bepaalde dat alleen
Chinezen met een 'permissiebriefje' zich in 't Compagniegebied mochten
ophouden. Toen dit niet hielp werd besloten dat Chinezen zonder middel van
bestaan naar de Kaap of Ceylon zouden worden gevoerd. Maar de problemen
werden toch groter. In juli 1740 besloot de regering alle verdachten, met
of zonder permissiebriefje, gevangen te zetten en te ondervragen.
Bovendien stak het gerucht de kop op dat zij die naar de Kaap of Ceylon
vervoerd werden in volle zee overboord gegooid zouden worden. Toen
besloten vele Chinezen Batavia te verlaten. In de nacht van 8 op 9 oktober
deed een grote bende gewapende Chinezen een aanval op één van de poorten
van Batavia, die werd afgeslagen. De 9e oktober brak er brand uit in
enkele Chinese huizen, waarop paniek uitbrak onder de Europeanen en de
plunderingen van Chinese huizen een aanvang nam. Hieruit ontwikkelde zich
een algemene roof- en moordpartij, waarbij de Chinezen binnen de poorten
het slachtoffer werden. De regering raakte ook in paniek en Gouverneur-generaal
Valckenier gaf zelfs het bevel
alle Chinezen te doden. Pas 11 oktober besloot de regering op te treden
tegen plunderaars.
Het dodental van 10.000 Chinezen wordt vaak genoemd.
Circa de helft van de slachtoffers viel binnen de muren van de stad: volgens het
'sommarium' (de statistieken) woonden er aanvang 1740 4199 Chinezen in Batavia.
De anderen waren de slachtoffers die buiten de muren verkeerden en daar
hun leven lieten.
De overlevenden vielen de havens van de VOC aan, met steun van
de Mataram. Toen de Madoerezen zich aan de kant van de VOC schaarden,
betekende dit het einde van de opstand. Hierna bloeide de jonkenhandel al
snel weer op, evenals de suikerproductie.
Zie ook Valckenier
en Imhoff. |
Christendom
in de Indische Archipel
De eerste missionarissen, Franciscanen, verbleven op Sumatra
in de 13e en 14e eeuw, op reis naar Mongolië en China.
Na 1511 vestigden de Portugezen
zich op Ambon en Ternate.
Spanjaarden kwamen vanuit de Philippijnen en vestigden zich van 1606 tot
1663 op Ternate.
Formeel werd in 1609 het protestantisme door de
Nederlanders als enige ware godsdienst erkend.
In 1806 schreef koning Lodewijk-Napoleon in zijn
instructies aan de Gouverneur-generaal
dat gelijkheid van godsdienst ook in Nederlands-Indië van toepassing
was. In 1807 trad deze instructie in werking, en in 1808 verschenen de
eerste priesters weer in Indië.
Via het Regeringsreglement, artikel 123 (1854) en later in
artikel 177 van de Indische Staatsregeling (1928) kwam een
regeling tot stand,
die "dubbele zending" moest voorkomen: een bepaalde streek
werd toegewezen aan de rooms-katholieke missie
of aan de protestante zending
Aantallen:
- eind 18e eeuw waren er ca. 70.000 inlandse
Christenen,
- begin 20e eeuw ca. 450.000,
- 1931/1932 ca. 870.000
- heden maken de Christenen ca. 9% uit van de bevolking
(ca. 18 miljoen), 1/3 rooms-katholiek, 2/3 protestant
Zie ook: Missie, Zending
en Godsdienst |
Clifford, jhr. Gerard George
(1779-1847), minister van
koloniën (wnd.)
1830-1834
Zie ook: Ministers
van Koloniën. |
Cloon, Dirk van (1684-1735)
-
In Batavia geboren, ging hij op jonge leeftijd naar
Nederland, en volgde de rechtenstudie in Leiden.
-
In 1706 vertrok hij naar Indië en was o.a.
opperhoofd in Sadraspatnam (Coromandel). Hier kreeg hij een conflict
met de gouverneur Adriaan de Visser: hij kreeg de schuld van de
slechte kwaliteit van geleverde producten, en kon in 1717 naar Batavia
en Nederland terugkeren.
-
In Amsterdam slaagde Van Cloon er in de bewindhebbers
te overtuigen dat niet hij, maar De Visser de schuldige was. De
laatste werd ontslagen en Van Cloon in ere hersteld.
-
In 1723 wordt hij gouverneur van Coromandel
-
In 1724 werd hij buitengewoon lid van de Raad
van Indië
-
Hij was de eerste Indo-europeaan
als gouverneur-generaal
(1732-1735)
-
Voor de muren van Batavia ontstonden visvijvers,
waardoor de malaria flink de kop opstak, waarvan hij zelf ook
slachtoffer werd.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij.
|
Coca
uit het gedroogde blad van de coca wordt
cocaïne bereid, die gebruikt wordt in pijnstillende middelen. Vóór de Tweede Wereldoorlog verzorgde Nederlands-Indië 1/6 van de wereldexport |
Coen, Jan Pieterszoon
(1587-1629); Op 13 jarige leeftijd vertrok hij
naar Rome, waar hij op het kantoor van een Zuid-Nederlandse koopman kennis
maakte met de moderne manier van boekhouden.

In 1607 maakte hij zijn eerste
reis naar Indië en in 1612 ging hij al als commandeur van twee schepen. In
1613 wordt hij aangesteld als boekhouder-generaal van alle kantoren.
Tweemaal was hij Gouverneur-generaal:
1619-1623 en 1627-1629. Hij vestigde forten in de
archipel, en trachtte de Portugezen en Engelsen zijn gezag op te dringen.
Hij verplaatste het hoofdkwartier van de VOC van Banten naar
Jacatra, waar
hij een versterking bouwde. Als het tot een strijd komt met een twee keer
zo grote Engelse vloot, moet hij door kruitgebrek versterking gaan halen
op de Molukken. Bij terugkomst (na maanden!) is de versterking te Jacatra
nog in Nederlandse handen. Coen bestormt en verwoest daarop de stad
Jacatra. Op de puinhopen wordt een nieuwe stad gebouwd: Batavia.
In 1621 keert hij terug naar Banda (zie aldaar),nu in de functie
van Gouverneur-generaal en het merendeel van de ca. 15.000 inwoners wordt
verdreven of vermoord. Tussen 1623 en 1627 maakt hij een ontwerpreglement
voor de Indische handel, waarbij ruimte is voor particulieren in handel en
landbouw, om zo het aantal kolonisten te vergroten. Tijdens het beleg van Jacatra door Mataram komt hij te
overlijden. Door zijn optreden in de archipel vestigde hij de basis voor
het Nederlandse gezag voor de toekomst.
Zie ook: Gouverneurs-generaal
op rij. |
Cokroaminato, H.O.S.
leider Syarit
Islam |
Colijn, Hendrikus (1869-1944).
in
Atjeh
minister-president
Hij was
betrokken bij de expeditie naar Lombok (1894), en onder
Van Heutz bij de
Atjeh-oorlog (vanaf 1904).
- -minister van
koloniën, 1925(ad interim) en 1933-1937.
- -minister-president in vijf kabinetten, in de periode 1925 – 1939
Politieke richting: ARP. Op de 15de mei 1940 keurde hij de ‘vlucht’ van de
regering, met name die van de Koningin, af . Hij publiceerde eind juni
1940 een brochure, waarin hij de val van Engeland onvermijdelijk noemde en
een nederlaag van Duitsland buiten ‘de grens der mogelijkheden’
stelde. Enkele weken later herriep hij zijn uitspraken en gaf
sindsdien steun aan de clandestiene verzetsbeweging. Na de
Duitse inval in Sovjet-Unie (juni 1941) werd hij gearresteerd en stierf in
gevangenschap.
Zie ook: Ministers
van Koloniën. |
Combined Striking Force 1942 een
zeemacht
onder bevel van Schout-bij-Nacht K.W.F.M Doorman.
Vice-admiraal
C.E.L.
Helfrich stuurde Doorman in de Javazee op de
Japanners af, waarbij
deze op 27
februari 1942 ten onder ging. |
Comité Angkatan Baroe (Nieuwe Generatie)
Hierin gingen de verschillende Pemoeda-groeperingen in het voorjaar van
1945 samen. Doel was om tot een zo snel mogelijke onafhankelijkheid te
komen. |
Comité tot
de zaken van de Oost-Indische handel en bezittingen ingesteld
in 1796 in de eindfase van de VOC
om een nieuw koloniaal bestuur in te voeren
dat overeenstemde met de grondbeginselen van de nieuwe Bataafse Republiek:
in naam bestond de VOC nog, maar dit comité was reeds een
overheidsbestuur. Het Comité bestond uit 21 man; de meest invloedrijke
persoon was mr. Samuel Iperusz. Wiselius. Het Comité bevatte een aantal
departementen: defensie, huishoudelijk bestuur, handel/equipage en
financiën.
Vanaf 1800 was de leiding in handen van de Raad
der Aziatische bezittingen en etablissementen. Zie
ook: Ministerie van Koloniën |
Commissaris(sen)-Generaal titel van één
of meer hoogste regeringspersonen in Nederlands-Indië, met
buitengewone macht bekleed en staande boven de Indische regering / Gouverneur-generaal,
met een speciale opdracht in kritieke tijden.
- 1678-1680: de eerste Commissaris-generaal was R.
van Goens, hoewel hij (nog) niet boven de Indische regering stond
- 1684-1691: Jhr.
van Reede tot Drakestein, die de morshandel
moest tegengaan; zijn werkterrein lag buiten Java
(India), en betrof dus niet het hele gebied van Nederlands-Oost-Indië
- 1791-1799: de Commissie-generaal bestond uit S.C.
Nederburgh en S.H. Frijkenius; zij stonden wel boven de Indische
regering, en hadden als taak de VOC
te reorganiseren. Zij werden hierbij bijgestaan door
gouverneur-generaal Alting
en directeur-generaal H. van Stockum. Toen de laatste overleed werd
deze vervangen door J. Siberg, de
schoonzoon van Alting. Hun doel hebben ze niet bereikt door de
behoudende invloed van Alting en Siberg, en door de belangrijke
ontwikkelingen in Nederland: de Bataafse Republiek.
- 1805-1806: C.H. van Grasveld en C.T.
Elout; zij werden echter teruggeroepen door koning Lodewijk
- 1814-1819: benoemd door Willem I en bestaande uit C.T.
Elout, G.A.G.P.
baron van der Capellen en A.A. Buyskes. Hun opdracht was de
bestuursoverdracht met de Engelsen te regelen na het Tractaat van Londen 1814,
en het instellen van een nieuw bestuur.
- 1826-1830: L.P.G.
burggraaf du Bus de Gisignies, met de opdracht een nieuwe opzet te
geven aan Nederlands-Indië en het bestuur opnieuw in te richten; Du
Bus' wilde meer ruimte geven aan particulieren in
handel en landbouw.
- 1833-1834: J.
graaf van den Bosch, die het Cultuurstelsel
startte en het bestuur wijzigde.
- 1946-1948: bestaande uit Schermerhorn, Max van Poll
en F. de Boer. De Luitenant-gouverneur-generaal
Van Mook werd hier aan
toegevoegd. Hun opdracht was met Soekarno
in onderhandeling te komen. Zie hiervoor ook bij: Commissie-generaal.
Zie ook: Bestuurlijke
Topfuncties
|
Commissie Carpentier Alting 1918
zie:
Commissie voor Staatkundige Hervorming 1918 |
Commissie
Gooszen zie Marine in de 20e
eeuw. |
Commissie ter Voorbereiding van de Indonesische onafhankelijkheid
07-08-1945: Panita Persiapan Kemerdekaan
Indonesia |
Commissie tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid mei 1945
(Badan Penjelidik Oesaha-Oesaha Persiapan Kemerdekaan.) Voorzitter
Radjiman Wediodinigrat.
- Hier formuleerde Soekarno zijn Pancasila ("Vijf
principes")
- concept grondwet voor de nieuwe Republiek, met grote uitvoerende
bevoegdheden voor de president
- Malakka en Brits-Borneo moesten er ook bij horen
|
Commissie
Umbgrove Naar aanleiding van kritiek op het Cultuurstelsel
startte deze commissie in 1853 een onderzoek hiernaar. Haar conclusie was,
dat er
een algehele welvaartstoename was voor geheel Java, maar over de
suikercultuur was zij zeer kritisch.
|
Commissie van Goede Diensten
Ingesteld door de Verenigde Naties eind
augustus 1947 na de 1e Politionele Actie . Zij bestond uit:
- -de Amerikaan Frank P.Graham
- -de Australiër Richard Kirby
- -de Belg Paul van Zeeland.
De Commissie kwam 22 oktober 1947 aan in Batavia. Zij bereidde de
besprekingen voor die gehouden werden op de USS Renville. Op 13 februari
'48 vertrok Graham uit de Commissie, en werd vervangen door zijn
landgenoot Coert Du-Bois, en deze later door H.Merle Cochran. Per 28
januari 1949 werd de naam gewijzigd in 'United Nations Commission for
Indonesia'. |
Commissie Visman 1940 of te wel:
"Commissie tot bestudering van staatsrechtelijke hervormingen",
bestaande uit:
-
voorzitter F.H.Visman (lid Raad van
Indië),
-
K.L.J.
Enthoven (directeur van Justitie),
-
R.A.A. Soejono (lid Raad van Indië),
-
R. Soepomo (hoogleraar in het adatrecht aan de Rechtshogeschool),
-
Todoenggelar Soetan Goenoeng Moelia ( lid van de Volksraad),
-
W.F. Wertheim
(hoogleraar Rechtshogeschool) ,
-
Ong Swan Yoe (lid van het College van Gedeputeerden
van Oost-Java
De opdracht luidde inderdaad 'bestudering van
hervormingen', en niet het doen van voorstellen hiertoe. Gouverneur-generaal
Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer kondigde op 16 juni 1941 een
Rijksconferentie aan, die zou gaan over de nieuwe structuren van het
Koninkrijk, die pas kon plaatsvinden als de oorlog was afgelopen en de
Staten-Generaal in Nederland weer zou functioneren.
Werkwijze: Schriftelijk èn
mondeling zijn 147 representatieve figuren van letterlijk alle politieke
groeperingen en partijen van de bevolking benaderd, inclusief GAPI. Resultaten
van het onderzoek:
- de roep om zelfstandigheid is bij de gevraagde
groeperingen uiteenlopend.
- doch niet één stem sprak zich uit voor het verbreken
van de banden tussen Nederland en Indonesië, uit internationaal-politiek
en economisch oogpunt.
Opgekomen wensen:
- meer Indonesiërs in hoge functies
- verwijderen van de rassendiscriminatie zoals in
kiesrecht, strafrecht en burgerlijk recht (het dualisme),
maar ook in maatschappelijke discriminatie, veroorzaakt door de
elitaire Nederlandse houding i.h.a.
- velen spraken zich uit voor de instelling van een
Rijksraad, die boven de regeringen van Indonesië en Nederland stond
- sommigen stonden een Statenbond voor, met lossere
banden tussen Indonesië en Nederland
In feite is de Nederlands-Indonesische
Unie, die van 1949 tot 1956 heeft bestaan, de Statenbond geweest die
sommigen vóór de Japanse aanval
voorstonden, maar die band was wel erg los. |
Commissie voor Staatkundige Hervorming 1918
oftewel Commissie Carpentier Alting, ontstaan na de
"Novemberbeloften" van 1918 door
Gouverneur-generaal
Van Limburg Stirum; Het rapport
verscheen in 1920: Indië zou een zelfstandig onderdeel van het
Koninkrijk moeten worden, en
i.p.v de adviserende Volksraad rechtstreeks verkozen
"Landstaten" met medewetgevende rol. Maar na meer
ongeregeldheden (o.a. Garoet-affaire) werd de conservatieve druk vanuit
Nederland groter, en kwam Van Limburg Stirum vrijwel alleen te staan. De
nieuwe conservatieve minister van
koloniën Simon de Graaff maakte een
definitief einde aan de nieuwe ontwikkeling door de "Wet op de
bestuurshervorming van Nederlandsch-Indië" in 1922. |
Commissie-generaal. Een driemanschap dat
Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook zou bijstaan in de onderhandelingen
met de Republiek. Op 14 september 1946 vertrokken zij naar Batavia. De
groep bestond uit: voormalig minister-president Schermerhorn, Max van Poll
en F.de Boer. Van Mook werd het vierde lid van de commissie. Deze
commissie:
- had de vrijheid om tot overeenstemming te komen met de Republiek
- doch de uiteindelijke verantwoordelijkheid had de regering in Den
Haag.
Zie voor Commissie-generaal in het algemeen bij: Commissaris-generaal
|
Comptabiliteitswet 1864 Kwam onder
Fransen
van de Putte tot stand; deze wet bepaalde dat de Nederlandse
regering voor alle Indische gouvernementsinkomsten en –uitgaven
verantwoording schuldig was aan de Staten-Generaal, en de Indische
begroting jaarlijks in het Nederlandse parlement werd behandeld.
Bij wijziging van deze wet in 1912, op initiatief van de
minister van koloniën Fock in 1907, werd
Indië rechtspersoonlijkheid verleend, waardoor het o.a. zelf leningen kon aangaan.
Onder Gouverneur-generaal
Fock kwam een nieuwe Comptabiliteitswet tot
stand (in 1927 tot wet) die de financiën van moederland en kolonie scheidde. Hiermee kwam
een officieel slot aan het begrip "Batig
Slot". |
Concordantie-beginsel
De
Nederlander neemt zijn eigen, uit Nederland afkomstige, recht mee naar de
koloniën, terwijl voor de inheemsen een eigen rechtspraak bestaat,
gebaseerd op het adatrecht. Zie ook Rechtspraak. |
Concordant-onderwijs
Deze term werd gebruikt om aan te geven dat het Europees (Nederlands)
Lager Onderwijs in Nederlands-Indië
aansloot bij het Middelbaar Onderwijs in Nederland, en het Middelbaar
Onderwijs in Indië aansloot bij het Hoger Onderwijs in Nederland, zodat
er geen problemen ontstonden als een leerling verder ging studeren in
Nederland. |
Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie
Nederland-Indonesië 1945-1963.
Deze zijn hieronder aangegeven en onderverdeeld in acht
periodes.
Onderwerpen die te maken hebben met Van Mook en zijn
vorming van een federatief Indonesië zijn schuin gedrukt.
I. Van de Japanse capitulatie 15-08-1945 tot de
conferentie op de Hoge Veluwe 14/24-04
1946:
- Japan capituleert 15 augustus 1945
- Proclamatie, uitgesproken door
Soekarno op 17
augustus 1945 in Batavia
- In Batavia komen 15 september 1945 de Britse HM
Cumberland en de Nederlandse HM Tromp aan
- Britse troepen landen 30 september 1945 in Batavia
- Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook keert 2
oktober 1945 terug in Batavia
- Eerste gesprek tussen Van Mook en Soekarno
e.a. op 31 oktober 1945 in
Batavia, op aandrang van de Britten, die zich actiever wilden
opstellen als dit overleg plaats zou vinden. De Nederlandse regering
staat op haar achterste benen!
- Eerste kabinet Sjahrir komt 14 november 1945 tot
stand
- Op 17 november heeft Van Mook gesprekken met Sjahrir
e.a., die de Nederlandse voorstellen afwijst
- Overleg 27 december 1945 tussen regeringen Engeland en Nederland in
Londen
- Op 30 december 1945 landen 800 Nederlandse mariniers
te Tandjong Priok; er volgt protest van Britse zijde
- Vanaf 28 januari 1946 is er een start van het
terugtrekken van Brits-Indische troepen
- Van Mook en Sjahrir spreken 12 februari 1946 over het
Nederlandse voorstel "Gemenebest Indonesië deelgenoot van het
Koninkrijk"
- De Republiek wijst op 21 februari 1946 deze
voorstellen af
- Nederlandse troepen landen op 9 maart 1946 in
Batavia, nu ter vervanging van Britse soldaten
- Eerste officiële Brits-Nederlands-Indonesische besprekingen
13/30
maart 1946 in Batavia. De Republiek dient tegenvoorstellen in: het
Nederlands gezag wordt aanvaard, en gevraagd wordt om erkenning van de
Republiek
- Op 27 maart 1946 komt het tot een gezamenlijk
voorstel, waarbij de facto gezag van de Republiek over delen van Java
en Sumatra wordt erkend
- Van Mook is 8 april 1946 terug in Nederland met de
Brit Kerr en een Indonesische delegatie; de Nederlandse regering maakt
bezwaren tegen deze erkenning
- Hoge Veluwe –conferentie 14-24 april 1946,
op aandrang van de Britten, die graag wilden vertrekken uit Indonesië
en daarbij het gebied aan Nederland
overgeven vermits er goede vorderingen in de onderhandelingen zouden
komen. Doch het overleg mislukt, mede omdat in Nederland in mei 1946
de eerste naoorlogse verkiezingen zullen worden gehouden en men o.a.
belangrijke beslissingen aan de nieuwe gekozen regering wil overlaten.
II. Van conferentie op de Hoge Veluwe 14/24-04 1946 tot
de ondertekening van het akkoord van Linggadjati 25 maart 1947:
- De Nederlandse regering is 2 mei 1946 bereid de facto
gezag van de Republiek te erkennen over de niet bezette delen van
Java, Sumatra en Madoera
- In Nederland komt het 3 mei 1946 tot een wijziging
van de grondwet in verband met uitzending van troepen naar Indonesië
- De verkiezingen van 17 mei 1946 geven de KVP 32 en de
PvdA 29 zetels. L.J.M. Beel wordt premier en
J.A. Jonkman (PvdA) volgt
J.H.A. Logemann op als minister van Overzeese Gebiedsdelen
- De Britten dragen 15 juli 1946 het gezag over Borneo,
Banka, Billiton en de Grote Oost over aan de Nederlandse autoriteiten.
- Malino-conferentie (Celebes) 16/22 juli 1946.
Doel is te komen tot een Indonesië met een federaal staatsverband
- De Commissie-generaal gaat 14 september 1946 naar
Indonesië voor onderhandelingen
- Hervatting van de besprekingen 15 september 1946
tussen Nederland en de Republiek
- De eerste dienstplichtigen (7 December divisie)
vertrekken 24 september 1946 naar Indonesië
- Pangkal Pinang – conferentie
1/12 oktober 1946, waar de positie van de minderheden wordt besproken
(dus ook die van de Nederlanders!)
- Op 2 oktober 1946 komt het 3e kabinet van Sjahrir tot
stand
- Wapenstilstandsakkoord 14 oktober 1946,
na dreiging van de Britten tegenover de Republiek om te vertrekken, zodat Nederland z'n gang
zou kunnen gaan.
- Linggadjati-conferentie 11/14 november 1946,
waarbij overeenkomst wordt bereikt: per 1 januari 1949 wordt de
Republiek een deelstaat van de Verenigde Staten van Indonesië, die
met Nederland in een Unie verenigd zal zijn
- De laatste Britse troepen verlaten Indonesië op 30
november 1946: ze lieten 2000 doden achter.
- DenPasar-conferentie, Bali, 18/24 december 1946
waar "De Grote Oost" wordt gesticht
- De Tweede Kamer stemt 20 december 1946 in met
'Linggadjati', aangevuld met de Nederlandse uitleg, de zgn.
"aangeklede versie"
- De Commissie-generaal is 9 januari 1947 terug in
Batavia en hoort van Republikeinse kant de bezwaren tegen het
aangeklede Linggadjati-akkoord.
- Ondertekening Linggadjati
op 25 maart 1947 door Nederland en de Republiek.
III. Van het akkoord van Linggadjati 25 maart 1947 tot
de Eerste Politionele Actie 20/21 juli 1947 – 4/5 augustus 1947:
- Onenigheid 11 april 1947 tussen de ondertekenaars van
'Linggadjati' over het feit of de Republiek eigen vertegenwoordigers
in het buitenland mag hebben en of ze een eigen politiemacht behoort
te bezitten
- 7 mei 1947 brengen minister-president Beel en
minister Jonkman een bezoek aan Batavia; financieel-economische
aspecten worden nader beschouwd
- Op 11 mei 1947 mislukken onderhandelingen over de
economische betrekkingen met de Republiek t.a.v. een gemeenschappelijk
deviezenfonds, en controle op in- en uitvoer
- Op 27 mei 1947 stuurt Van Mook de Republiek een
ultimatieve nota om tot snelle uitvoering van 'Linggadjati' te komen
- De Republiek antwoordt 8 juni 1947 dat ze vasthoudt
aan eigen contacten met het buitenland
- De Republiek (Sjahrir) doet 19 juni 1947 enige concessies: men aanvaardt een overgangsregering en gaat daarbij
akkoord met de status van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon en
tevens met de instelling van federale organen
- De Commissie-generaal krijgt 23 juni 1947 uitleg over
de rede van Sjahrir; Van Mook houdt vast aan van 27 mei
- Sjahrir treedt 27 juni 1947 definitief af als
premier, omdat hij in eigen kring geen steun krijgt
- Per 3 juli 1947 is Amir Sjarifuddin de nieuwe premier
van de Republiek
- Per 5 juli is Sjahrir geen voorzitter meer van de
Republikeinse onderhandelingsdelegatie
- De Republiek antwoordt 6 juli 1947 dat er op alle
punten overeenstemming is met het Nederlandse voorstel, behalve t.a.v.
de gezamenlijke gendarmerie (politie)
- Daarom is er op 14 juli 1947een ontmoeting van de
Commissie-generaal en Van Mook met vertegenwoordigers van de Republiek
- Een radiorede van Sjarifuddin op 16 juli 1947 zaait
verwarring: de Republiek zou alle Nederlandse eisen verwerpen
- Op 17 juli 1947 ziet de Commissie-generaal, ondanks
uitleg, geen basis voor verder overleg. Het gestelde ultimatum van 27
mei loopt af: terugtrekking van de Republikeinse militairen van de
demarcatielijn
- Beel zegt op 20 juli 1947 dat hij de
Luitenant-gouveneur-generaal heeft gemachtigd tot politioneel optreden
- 1e Politionele Actie, 20/21 juli '47 – 4/5 augustus '47
IV. Van de 1e Politionele Actie 20/21 juli - 4/5
augustus 1947 tot de Renville-overeenkomst 17 januari 1948
- De kwestie Indonesië komt 31 juli 1947 voor in de
Veiligheidsraad. Amerika biedt bemiddeling aan
- Van Mook geeft 4 augustus 1947 bevel om de militaire
actie te staken
- Sjarifuddin zegt 2 oktober 1947 dat 'Linggadjati'
niet meer basis is voor verdere onderhandelingen
- De Commissie van Goede Diensten arriveert 27 oktober
1947 in Batavia: zij moet een basis gaan scheppen voor overleg tussen
de Republiek en Nederland
- Eerste bijeenkomst tussen Nederland en de Republiek
op 14 november o.l.v. de Commissie van Goede Diensten; eerste thema:
een staakt-het-vuren
- De Grote Oost krijgt 20 november een wettelijke
basis door een akkoord tussen Nederland en de deelstaat
Oost-Indonesië
- Op 6 december 1947 beginnen de onderhandelingen op
het Amerikaanse marineschip Renville
over een wapenstilstand
- Vanaf 13 december 1947 vertrekken de ministers
Beel, Drees en Jonkman naar Indonesië
- De Commissie van Goede Diensten presenteert 23
december 1947 een plan om de wapenstilstand effectief te maken.
Nederland gaat er mee akkoord als basis van bespreking, maar wil wel
verantwoordelijkheid houden in de gedemilitariseerde zones tot de
komst van een definitieve politiemacht
- De Republiek gaat 29 december 1947 akkoord met de
plannen van de Commissie van Goede Diensten, en gaat uit van de
posities aan het eind van de 1e Politionele Actie
- Installatie op 13 januari 1948 van de Voorlopige
Federale Raad voor Indonesië, die Van Mook moet bijstaan bij de
voorbereidingen van de Voorlopige Federale Regering
- Ondertekening van de Renville-overeenkomst
op 17 januari 1948: een wapenstilstand is bereikt.
V. Van de Renville-overeenkomst 17 januari 1948 tot de
2e Politionele Actie 18/19 december 1948 - 5 januari 1949:
- Hatta volgt 31 januari 1948 Sjarifuddin op als
premier: de laatste had teveel oppositie tegen 'Renville'
- Hatta deelt 10 februari 1948 Van Mook mee, dat de
Republiek wil toetreden tot een interim-regering. Van Mook antwoordt
dat dit mogelijk is na het bereiken van een 'politiek' akkoord
- Bandoeng-conferentie (23 februari – 5 maart
1948)
- Op 9 maart 1948 installeert Van Mook de Voorlopige
Federale Regering; de Republiek heeft hierin geen zitting
- Nieuwe Onderhandelingen
19 april '48 - 23 juli '48 te Kalioerang en Batavia:
het gaat om politieke besprekingen, waarbij wordt uitgegaan van een
Nederlands-Indonesische Unie. Tenslotte verbreekt de Republiek
besprekingen vanwege het gebrek aan vooruitgang
- Hatta maakt 27 mei 1948 bekend waarover de meningen
verschillen:
- samenstelling van de Unie
- status Republikeinse leger
- het aangaan van zelfstandige buitenlandse
betrekkingen
- Bandoeng-conferentie
vanaf 8 juli 1948 van de Federale
deelstaten over de bevoegdheden van de Voorlopige Federale Regering
- Leiders van de Federale Staten gaan 30 juli 1948
met de conclusies van 8 juli: de VS van Indonesië omvatten het gehele
grondgebied van Nederlands-Indië; het Nederlands gezag wordt in de
overgangsfase erkend
- In Nederland wordt 8 augustus 1948 het nieuwe kabinet
geïnstalleerd: minister-president wordt W. Drees, D.U. Stikker
minister van Buitenlandse Zaken en E.M.J.A. Sassen
minister van
Overzeese Gebiedsdelen.
- De Madioen-opstand breekt 30 september 1948 uit, en
laat zien dat de Indonesiërs nog lang niet op één lijn zitten;
doordat Soekarno de communisten weet te verslaan, gaan de Amerikanen
hem een stuk positiever beschouwen.
- L.J.M. Beel volgt 3 november 1948 Van Mook op als
Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon
- De ministers Stikker en Sassen ontmoeten 4 november
1948 tijdens nieuwe
onderhandelingen in Kalioerang premier Hatta
- Deze besprekingen worden 27 november 1948 in
Djokjakarta voortgezet.
- En in Batavia op 4
december 1948 beëindigd.
- De ministeriële delegatie keert terug naar Nederland
en deelt mee dat bij het ontbreken van overeenstemming Nederland zal
ingrijpen
- Nederland bericht 11 december 1948 de Commissie van Goede
Diensten dat overeenstemming met de Republiek is uitgesloten en dat er
een interim-regering zal worden gevormd zonder de Republiek.
- Hatta dringt 15 december 1948 bij de Commissie van Goede
Diensten aan op hervatting van de onderhandelingen. Hij gaat uit van
de Nederlandse soevereiniteit in de periode van overgang.
- Nederland eist 16 december 1948 van de Republiek een
bindende verklaring
- Op 18 december 1948 start de 2e Politionele Actie,waarbij
de Republikeinse regering in Djokjakarta gevangen wordt genomen. Het
kabinet van de deelstaat Oost-Indonesië veroordeelt de Nederlandse
actie
- Een getergde Veiligheidsraad (was net met kerstreces)
neemt op 22 december 1948 een resolutie aan: deze eist een
onmiddellijk staakt-het-vuren en vrijlating van de Republikeinse
leiders
- India en Pakistan sluiten 23 december 1948 het
luchtruim voor de KLM
- Premier Drees vertrekt 3 januari 1949 naar Batavia om
zich persoonlijk op de hoogte te stellen
- De 2e Politionele Actie
wordt 5 januari 1949 beëindigd. Militair was zij een succes:
uitschakeling van de Republikeinse leiders en verovering van een groot
gebied. Politiek betekende het een ramp: de internationale steun die
Nederland nog kreeg verdampt en dreigt een politiek isolement;
bovendien dreigt de U.S.A. met stopzetting van de Marshall hulp.
VI. Van de 2e Politionele Actie 18/19 december 1948 - 5 januari
1949 tot het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord
van 7 mei 1949
- De Veiligheidsraad komt 28 januari 1949 met een
resolutie: zij eist vrijlating van de Republikeinse leiders,
terugtrekking van de Nederlandse troepen en bekendmaking van data voor
vrije verkiezingen en soevereiniteitsoverdracht
- Beel komt 30 januari 1949 met een plan: een spoedige
soevereiniteitsoverdracht en een zeer snelle terugtrekking. Doel:
vorming van een federatieve Indonesische regering met daarin 1/3
plaats voor de Republiek en 2/3 voor de rest
- Beel dient 11 februari 1949 zijn ontslag in, doch
blijft in functie
- Nederland nodigt Soekarno 26 februari 1949 uit om een
afgevaardigde te noemen voor de Ronde-Tafelconferentie
- Het Plan Beel wordt 10 maart 1949 in de VN verdedigd
(snelle uitvoering van de onafhankelijkheid). Doel: het herstel van de
Republikeinse regering in Djokjakarta overbodig maken(!)
- De Veiligheidsraad komt 24 maart 1949 met een
akkoord: terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta, een
onmiddellijk staakt-het-vuren, het treffen van voorbereidingen om te
komen tot een vervroegde Ronde-Tafelconferentie
- Nederland stemt 29 maart 1949 in, en schuift Van
Roijen naar voren als afgevaardigde.
- De Republiek reageert 2 april 1949 op het VN-plan: ze
wil eerst terugkeer van de Republikeinse regering naar Djokjakarta
- Opening op 14 april 1949 van de verkennende
gesprekken tussen de Republiek en Nederland in Batavia, bekend als het
Van Royen-Mohammed Roem
Overleg
- Op 7 mei 1949 komen Van Royen
en Mohammed Roem tot een akkoord: beëindiging van de guerrilla, vrijlating politieke gevangenen, terugkeer van de
Republikeinse regering naar Djokjakarta, de Ronde-Tafelconferentie zal
in Den Haag plaatsvinden
VII. Van het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord
van 7 mei 1949 tot de formele Soevereiniteitsoverdracht
op 27 december 1949
- Beel deelt 11 mei 1949 de Nederlandse regering mee
dat het akkoord voor hem aanleiding is om zijn ontslag in te dienen
- A.H.J. Lovink volgt 2 juni 1949 Beel op als Hoge
Vertegenwoordiger van de Kroon
- Het Van Royen-Mohammed Roem Akkoord
wordt 22 juni 1949 nader uitgewerkt op het punt van het
staakt-het-vuren
- Nederlandse troepen verlaten 24 juni 1949 Djokjakarta
- De Republikeinse leiders keren 6 juli 1949 terug in
Djokjakarta
- Opening van de inter-Indonesische conferentie op 20
juli 1949 van de Republiek en het Federaal Overleg: men wil geen
afzonderlijke legers, en het Republikeinse leger zal de kern vormen
van de nieuwe strijdmacht
- Op 3 augustus 1949 wordt de order tot het staken van
de vijandelijkheden afgekondigd; deze gaat voor Java in te middernacht
van 10/11 augustus en voor Sumatra te middernacht 14/15 augustus 1949
- Ronde Tafel Conferentie
gaat in Den Haag van start op 23 augustus 1949, en zal duren tot 2 november 1949 Den Haag.
Hieraan nemen deel: Nederland, de Republiek en het Federaal Overleg.
Op de voorlaatste dag van de conferentie is overeenstemming bereikt
over alle punten, behalve over de status van Nieuw-Guinea. Besloten
wordt de beslissing hierover een jaar uit te stellen
- De formele Soevereiniteitsoverdracht
te Amsterdam op 27 december 1949 is
de start van de Nederlands-Indonesische Unie.
VIII. Van de formele Soevereiniteitsoverdracht
op 27 december 1949 tot de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië op 1
mei 1963.
|
Consignatiestelsel Monopolie van
Nederlandsche
Handel Maatschappij om Indische producten te vervoeren naar en te verkopen
in Nederland. (Leek op positie VOC!!) |
Contractpensions
Voor vele repatrianten waren deze pensions de plek van eerste bewoning in
Nederland na hun komst uit Indië. De bedoeling was dat hier niet langer
dan een half jaar werd vertoefd, om daarna te vertrekken naar een eigen
woning. In verband met de woningnood verliep deze verhuizing vaak niet zo
vlot. Een deel van de uitkering was bestemd voor de pensionhouder, of,
andersom: men kreeg alleen een zakgeld. De ervaringen zijn zo uiteenlopend
als er contractpensions waren.
In 1969 kwam er een einde aan dit fenomeen.
Zie ook: Repatriëring. |
Controleur ambtenaar binnenlands bestuur die
een (assistent-) resident assisteerde of een onderafdeling beheerde. Deze
functie zagen we al in de 18e eeuw ontstaan: om de nieuwe koffieplantages
te controleren was er de "koffiesergeant".
Zie ook Bestuursstructuur. |
Controleur-kotta in een stad werkzame
controleur |
Cornets de Groot van
Kraaijenburg, jhr. Jean Pierre (1808-1878), minister
van koloniën in 1861. Hij was van gematigd liberale huize.
Zie ook: Ministers
van Koloniën. |
Coromandel
De streek aan de oostkust van India (zie kaart)
was een belangrijke VOC-locatie.
De Coromandel-katoen was zeer
gewild als ruilmiddel in Azië bij de internationale handel; gaandeweg
werd de vraag vanuit Europa ook steeds groter. In de dorpen werkten en
woonden de wevers en ververs, die een eeuwenlange ervaring hadden. Indiase
tussenpersonen ontvingen de handelaren, kregen de opdrachten van de VOC en
verdeelden het werk. De VOC gaf de voorkeur aan kooplieden-associaties,
zodat ze niet met elke handelaar apart tot afspraken behoefden te komen.
De VOC betaalde deels met goederen (metaal, specerijen),
deels met zilver en goud (gemunt en
ongemunt).
Voor de VOC was de handel in Coromandel geen dure
aangelegenheid, omdat er geen sprake was territoriale bezit dat verdedigd
moest worden.
In de tweede helft van de 18e eeuw was er een sterke
neergang, die gelijk opliep met de Engelse opgang.
De belangrijkste vestigingen waren:
- Pulicat (Paliacatta / Paleacatte) van 1610-1795, hoofdcomptoir en
zetel van de gouverneur (tot 1687 en vanaf 1781). Product: katoenen
stoffen. Het fort heette "Geldria'.
- Nagappattinam (Nagatpatnam), vanaf 1658, (hoofd)comptoir, zetel van
de gouverneur van 1687 tot 1781. Het fort/kasteel heette 'Vijf Sinnen'.
- Machilipatnam, (hoofd)comptoir. Product: katoenen
stoffen.
- Bimlipatam, comptoir tot 1687. Product: rijst.
- Conjemere (Kunimedu), comptoir
- Draksharam, comptoir tot 1686. Product: textiel.
- Golkonda, comptoir
- Kakinada, comptoir
- Palakollu (Palikol), comptoir vanaf 1676. Het was een
indigoverfplaats voor katoenen stoffen, en er was een touwslagerij.
- Parangipettai (Porto Nova), comptoir. Product:
textiel.
- Sadras, comptoir. Product: katoenen stoffen die
aldaar beschilderd werden, en er was aanvoer van ruwe en geslepen
stenen.
- Cuddalore: zie Ceylon.
- Nizampatnam, faktorij van 1606 tot 1669. Product: lijnwaten.
- Thiruppapuliyur (Tirepoplier), faktorij vanaf 1608.
Producten: indigo en salpeter.
Coromandel en zijn hoofdbestuurders, veelal gouverneur,
maar ook als directeur, commissaris, voorzitter, gezaghebber en
opperhoofd:
- 1610-1612 Johan van Wesicke
- 1612-1615 Wemmer van Berchem
- 1616
Hans de Haze
- 1616-1617 Samuel Kint
- 1617-1619 Adolf Thomassen
- 1619-1620 Hans de Haze (2e periode)
- 1620-1622 Andries Soury
- 1622-1624 Abraham van Uffelen
- 1625-1626 Andries Soury (2e periode)
- 1626-1630 Maerten IJsbrantsz.
- 1632
Arent Gardenijs
- 1632-1633 David Pietersz.
- 1633-1636 Maerten IJsbrantsz. (2e periode)
- 1636-1638 Carel
Reyniersz
- 1638-1643 Arent Gardenijs (2e periode)
- 1643-1650 Arnold Heussen
- 1650-1651 Laurens Pit (de oude)
- 1651
Jacob de With
- 1652-1663 Laurens Pit (de oude) (2e periode)
- 1663-1665 Cornelis Speelman
- 1665-1676 Antony Paviljoen
- 1676-1679 Jacques Caulier
- 1679-1681 Willem Carel Hartsinck
- 1681-1686 Jacob Jorisz. Pits (zie ook bij Malakka)
- 1687-1698 Laurens Pit (de jonge)
- 1698-1705 Dirk Coomans (zie ook bij Malakka)
- 1705-1710 Johannes van Steelandt
- 1710-1716 Daniel Bernard Guilliams
- 1716-1719 Adriaan de Visscher
- 1719-1723 Gerard van Westrenen
- 1723-1729 Dirk van Cloon
- 1729-1733 Adriaan Pla
- 1733-1737 Elias Guillot
- 1738-1743 Jacob Mossel
- 1743-1747 Galenus Mersen
- 1747-1753 Librecht Hooreman
- 1753-1758 Steven Vermont
- 1758-1761 Lubbert Jan van Eck (zie ook Ceylon)
- 1761-1765 Christiaan van Teylingen
- 1765-1773 Pieter Haksteen
- 1773-1780 Reiner van Vlissingen
- 1780-1784 bezetting door de Engelsen
- 1784-1789 Willem Blauwkamer
- 1790-1795 Jacob Eilbracht
- 1795-1818 bezetting door de Engelsen
- 1818-1824 F.C. Regel
- 1824-1825 Henry François von Söhsten
Zie ook: andere VOC-locaties.
|
Coup van 1965
zie PKI en Soeharto. |
Couperus, Louis (1863-1923)
lit. "Eline
Vere", "Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan",
"De boeken der kleine zielen", "De berg van licht",
"Iskander" |
Cremer, Jacob Theodoor (1847-1923),
minister van koloniën
1897-1901, liberaal

Zie ook: Ministers
van Koloniën. |
Cultuurprocenten
In de periode van het Cultuurstelsel kwamen
procenten van de opbrengst in handen van de Javaanse hoofden om ze aan het
stelsel te binden. Ook ambtenaren van het Binnenlands Bestuur konden
dankzij procenten hun inkomsten verhogen. Bij de Bestuurshervorming
van 1866 vielen de ambtenaren terug op een vast salaris. De inlandse
hoofden moesten in 1907 afzien van de procenten. |
Cultuurstelsel : Door Gouverneur-generaal
Van
den Bosch tussen 1830 en 1834 op Java ingevoerd, waarbij het Nederlandse
bestuur de bevolking verplichtte tegen een laag plantloon tropische
exportproducten, zoals koffie, suiker en indigo, te verbouwen en
te leveren.
Met vervoer en verkoop was de Nederlandsche Handel-Maatschappij belast. De
opbrengst in de periode 1831-1877 was 823 miljoen gulden; rond 1850 was de
Javaanse productie (suiker, koffie, indigo) 25% van de staatsinkomsten van
Nederland! J.C.Baud noemde dit stelsel: "Het enige stelsel waardoor
Java kan blijven de kurk waarop Nederland drijft". Om een
indruk te geven wat Nederland met dit geld deed:
-delging van de Nederlandse staatsschuld
-afschaffing van de accijnzen op de eerste
levensbehoeften
-aanleg spoorwegen en andere openbare werken
-subsidie West-Indische koloniën
-schadeloosstelling van slavenhouders in West-Indië na
de afschaffing van de slavernij (!!)
-scheepsbouw in Nederland
-steunen van de katoenindustrie in Twente
- In werd 1831 werd het 'Departement der Cultures' ingesteld
- het betrof vooral koffie, maar ook thee,
suiker, indigo, kinine, kopra, palmolie,
rubber
- op 1/5-deel van de desa is verplichte verbouw, en 66 dagen van het
jaar was men verplicht er te werken.
- dit stelsel vroeg van Java weinig cultuurgrond (gem. 14,5 %), maar
vroeg wel arbeid: meer dan 50% van de bevolking was ingeschakeld. (zie
hieronder).
- Baron van Hoëvell
was in de Tweede Kamer tegenstander
van het Cultuurstelsel,
maar nog een roepende in de woestijn.
- Wel deed de Commissie
Umbgrove een onderzoek; haar conclusie was, dat het Cultuurstelsel
tot een algehele welvaartstoename had geleid.
- 1861 komt het einde van een Conservatieve periode, als
minister
Rochussen moet aftreden vanwege medewerking aan het afgeven van suikercontracten aan medewerkers van koning Willem III, waarna een
Liberale periode aanbreekt.
De voordelen van het Cultuurstelsel op een rij:
- verbetering van de infrastructuur: wegen konden
nu tijdens droge en natte moesson gebruikt worden.
- verbetering van de irrigatie
- monetarisering: er kwam geld in omloop
- toename van handel en bedrijvigheid: zie hiervoor de
ontwikkeling van de particuliere
handel in de 19e eeuw.
- opmerkelijke bevolkingsgroei, door stabiliteit (geen
oorlogen) en door een dalend sterftecijfer, dankzij de bestrijding van
ziektes
- meer economische activiteiten op het Javaanse
platteland, waardoor het percentage stadsbevolking afnam
De nadelen van het Cultuurstelsel op een rij:
- grotere werkdruk; in 1840 was 73,3 % (hoogtepunt) van
de agrarische huishoudens betrokken bij de cultuurdiensten, dit liep
terug en zat in 1870 op 40 % (dit zijn gemiddelde percentages)
- door de verplichte gewassen was er geen 2e rijstoogst
en minder andersoortige oogsten; hierdoor, maar ook door de sterke
bevolkingsgroei, werd Java in bepaalde regio's in de jaren rond
1845-1850 getroffen door hongersnoden
- de suikercultuur putte de grond uit
- suikermolens onttrokken het water, dat voor de
rijstcultuur nodig was.
- er was veel zwaar transport- en fabriekswerk
Afbouw van het Cultuurstelstel:
|
Terug
naar de startpagina |